Home

Centrale Raad van Beroep, 09-09-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2283, 18/5586 PW

Centrale Raad van Beroep, 09-09-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2283, 18/5586 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
9 september 2021
Datum publicatie
20 september 2021
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2021:2283
Zaaknummer
18/5586 PW

Inhoudsindicatie

Besluit op juiste wijze bekendgemaakt via Berichtenbox. Geen dwangsom verschuldigd. Betrokkenen hebben kenbaar gemaakt dat zij langs de Berichtenbox voldoende bereikbaar zijn voor berichten van de Svb. De Svb heeft met de door hem verstrekte gegevens over de wijze van bekendmaking van besluiten via de Berichtenbox en de toelichting ter zitting hierop, aannemelijk gemaakt dat het besluit in de Berichtenbox van betrokkene is geplaatst. De Svb heeft het besluit dus op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt aan betrokkenen. De Svb heeft daarmee tijdig een besluit op de aanvraag van betrokkenen genomen, zodat geen dwangsom is verschuldigd.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Datum uitspraak: 9 september 2021

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 27 september 2018, 18/937 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

[betrokkene 1] en [betrokkene 2] , beiden te [woonplaats] (betrokkenen)

PROCESVERLOOP

De Svb heeft hoger beroep ingesteld.

Namens betrokkenen heeft mr. R. Moghni, advocaat, een verweerschrift ingediend.

De Svb heeft nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met de zaak 19/3625 PW, plaatsgevonden op 26 januari 2021. Namens betrokkenen is verschenen mr. N. Talhaoui, kantoorgenoot van mr. Moghni. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind. In de zaak 19/3625 PW is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.

1.1.

Betrokkenen ontvingen sinds 14 december 2015, in aanvulling op een onvolledig ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet, een aanvullende inkomensvoorziening voor ouderen (AIO-aanvulling) in de zin van artikel 47a van de Participatiewet (PW) naar de norm voor gehuwden. Bij besluit van 31 maart 2017 heeft de Svb de AIO-aanvulling van betrokkenen met ingang van 31 juli 2017 beëindigd op de grond dat zij langer dan 13 weken in het buitenland hebben verbleven.

1.2.

Betrokkenen zijn sinds 1 november 2017 terug in Nederland en hebben op 22 november 2017 opnieuw een AIO-aanvulling aangevraagd.

1.3.

In het kader van de onder 1.2 genoemde aanvraag heeft de Svb betrokkenen bij brieven van 2 november 2017 en 27 november 2017 gevraagd om het nummer van hun Carte d’Identité Nationale (CIN-nummer) vóór achtereenvolgens 5 december 2017 en 14 december 2017 te verstrekken. Bij besluit van 18 december 2017 heeft de Svb de aanvraag buiten behandeling gesteld op de grond dat betrokkenen geen gehoor hebben gegeven aan de verzoeken om gegevens te verstrekken.

1.4.

Bij brief van 26 januari 2018 hebben betrokkenen de Svb in gebreke gesteld vanwege het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag en daarbij verzocht om toekenning van een dwangsom.

1.5.

Op 12 februari 2018 hebben betrokkenen beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op hun aanvraag.

1.6.

Bij brief van 20 februari 2018 heeft de Svb betrokkenen bericht dat de aanvraag buiten behandeling wordt gesteld.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en betrokkenen een dwangsom toegekend van € 220,-. De rechtbank heeft overwogen dat de Svb met de schermafdruk van het systeem Webapollo en de schermafdruk van het Berichtenbox Leveranciersportaal niet aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 18 december 2017 op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt door plaatsing in de Berichtenbox van betrokkenen. Aannemelijk is dat betrokkenen pas op 22 februari 2018, na toezending van de processtukken door de rechtbank, bekend zijn geraakt met de inhoud van het besluit van 18 december 2017. De Svb heeft daarmee elf dagen te laat beslist op de aanvraag van 17 november 2017.

3. In hoger beroep heeft de Svb zich op de hierna te bespreken gronden tegen de aangevallen uitspraak gekeerd.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

In artikel 3:40 van de Awb is bepaald dat een besluit niet in werking treedt voordat het is bekendgemaakt. In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen, onder wie de aanvrager. In artikel 2:14, eerste lid, van de Awb is bepaald dat een bestuursorgaan een bericht dat tot een of meer geadresseerden is gericht, elektronisch kan verzenden voor zover de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs deze weg voldoende bereikbaar is. In artikel 2:17, eerste lid, van de Awb is bepaald dat als tijdstip waarop een bericht door een bestuursorgaan elektronisch is verzonden, het tijdstip geldt waarop het bericht een systeem voor gegevensverwerking bereikt waarvoor het bestuursorgaan geen verantwoordelijkheid draagt of, indien het bestuursorgaan en de geadresseerde gebruik maken van hetzelfde systeem voor gegevensverwerking, het tijdstip waarop het bericht toegankelijk wordt voor de geadresseerde.

4.2.

De Svb heeft, onder verwijzing naar de schermafdrukken afkomstig uit het systeem Webapollo en het ‘Berichtenbox Leveranciersportaal’ en de in het hoger beroep overgelegde informatie en schermafdrukken afkomstig van Logius, zich op het standpunt gesteld dat het besluit van 18 december 2017 op 20 december 2017 op juiste wijze aan betrokkenen is bekend gemaakt. Deze beroepsgrond slaagt, gelet op de volgende overwegingen.

4.2.1.

Vaststaat dat de Svb het besluit van 18 december 2017 op 20 december 2017 heeft doen plaatsen in de Berichtenbox van betrokkene en voor de bekendmaking daarvan geen gebruik heeft gemaakt van de reguliere of aangetekende post, noch dit besluit persoonlijk heeft bezorgd. Indien een geadresseerde stelt dat hij een elektronisch bericht niet heeft ontvangen ligt het, gelet op artikel 2:14, eerste lid en artikel 2:17, eerste lid, van de Awb, op de weg van het bestuursorgaan om aannemelijk te maken dat de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs elektronische weg voldoende bereikbaar is en dat het elektronische bericht het systeem voor gegevensverwerking heeft bereikt.

4.2.2.

Tussen partijen is niet langer in geschil dat op 19 november 2015 om 21:52 uur de Berichtenbox van betrokkenen door of namens hen is geactiveerd en dat op 31 december 2015 de berichtenvoorkeur voor de Svb door of namens hen is geactiveerd. Aldus hebben betrokkenen kenbaar gemaakt dat zij langs deze elektronische weg voldoende bereikbaar zijn voor berichten van de Svb. Uitsluitend is nog in geschil of de Svb voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het besluit van 18 december 2017 het systeem voor gegevensverwerking waarvan betrokkenen gebruik maken op 20 december 2017 heeft bereikt.

4.2.3.

Uit de door de Svb ingebrachte informatie van Logius, een dienstonderdeel van het ministerie van Buitenlandse zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) dat belast is met de plaatsing van berichten in de Berichtenbox in MijnOverheid (de Berichtenbox), komt het volgende naar voren. MijnOverheid, waaronder het onderdeel de ‘Berichtenbox’, is formeel een voorziening voor elektronisch berichtenverkeer en informatieverschaffing zoals vastgelegd in artikel X van de Wet elektronisch berichtenverkeer Belastingdienst. Voor de plaatsing van berichten in de Berichtenbox is de Svb afhankelijk van Logius. De Minister van BZK en daarmee Logius heeft geen zeggenschap over de inhoud van elektronische berichten in de Berichtenbox. De Svb levert zijn elektronische berichten aan via het ‘Berichtenbox Leveranciersportaal’ en heeft daarna geen invloed meer op de plaatsing van die berichten in de Berichtenbox van de geadresseerde. De Berichtenbox kent aan elk aangeleverd digitaal bericht een eigen berichtID toe. Logius controleert voorafgaand aan de plaatsing van een bericht, aan de hand van het door de Svb aangeleverde burgerservicenummer van de geadresseerde, of de betreffende Berichtenbox bestaat en de gebruiker de berichtenvoorkeur bij de Svb op ‘aan’(‘Actief’) heeft staan. De Svb ontvangt van het succesvol plaatsen van een bericht in een Berichtenbox, dan wel het falen daarvan, een bevestiging.

4.2.4.

De Svb heeft met de door hem verstrekte gegevens over de wijze van bekendmaking van besluiten via de Berichtenbox en de toelichting ter zitting hierop, aannemelijk gemaakt dat het besluit van 18 december 2017 op 20 december 2017 in de Berichtenbox van betrokkene is geplaatst. Op het besluit van 18 december 2017 staat de volgende briefcode: [briefcode] . Ter zitting heeft de Svb verklaard dat de code Bbx op een bericht wordt geplaatst als dat bericht bekend wordt gemaakt door plaatsing in de Berichtenbox. Op de schermafdruk ‘Berichtenbox Leveranciersportaal’ staat vermeld dat de Svb op 18 december 2017 een batch van 147 berichten aan Logius heeft verzonden. Deze batch is op 20 december 2017 door Logius ontvangen en alle berichten uit de batch zijn op die zelfde datum succesvol verwerkt. De batch bevatte onder andere de briefcode van het besluit van 18 december 2017 ( [briefcode] ) en aan het bericht is het berichtID: (..) [nummer] toegekend. Op de schermafdruk afkomstig van Logius staat vermeld dat het bericht met berichtID (..) [nummer] op 20 december 2017 om 7:07 uur in de Berichtenbox van betrokkene is geplaatst. Betrokkene heeft van de plaatsing op 20 december 2017 om 7:07:50 uur en op 10 januari 2018 om 16:08 uur een notificatie ontvangen in zijn Berichtenbox. De Svb heeft op 20 december 2017 om 7:07 uur in het ‘Berichtenbox leveranciersportaal’ als terugkoppeling van de succesvolle plaatsing de mededeling ‘goed verwerkt’ ontvangen.

4.3.

Uit 4.2 volgt dat de Svb het besluit van 18 december 2017, op 20 december 2017 op de voorgeschreven wijze bekend heeft gemaakt aan betrokkenen. De Svb heeft daarmee tijdig een besluit op de aanvraag van betrokkenen genomen, zodat geen dwangsom is verschuldigd. De rechtbank heeft dit niet onderkend. Het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ongegrond verklaren.

5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:

-

vernietigt de aangevallen uitspraak;

-

verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag van 20 november 2017 ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en J. Brand en E.C.G. Okhuizen als leden, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2021.

(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum

(getekend) R. van Doorn