Centrale Raad van Beroep, 03-03-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:466, 19/2802 WAJONG
Centrale Raad van Beroep, 03-03-2021, ECLI:NL:CRVB:2021:466, 19/2802 WAJONG
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 3 maart 2021
- Datum publicatie
- 9 maart 2021
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2021:466
- Zaaknummer
- 19/2802 WAJONG
Inhoudsindicatie
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. Het oordeel van de rechtbank en de aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen worden geheel onderschreven. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
Uitspraak
Datum uitspraak: 3 maart 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van
23 mei 2019, 19/241 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. R.A. van Heijningen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 10 februari 2021. Namens appellant is verschenen mr. Van Heijningen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.J. van Steenwijk.
OVERWEGINGEN
Appellant ontvangt een uitkering grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
Bij brief van 10 april 2018 heeft appellant een verzoek aan het Uwv gedaan voor toestemming om met behoud van Wajong-uitkering te remigreren naar Spanje. In het kader van dit verzoek heeft een onderzoek plaatsgevonden door een verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft in een rapport van 18 mei 2018 geconcludeerd dat geen van de zwaarwegende redenen, zoals genoemd in het Besluit Beleidsregels voortzetting Wajonguitkering buiten Nederland (Besluit Beleidsregels) op appellant van toepassing is. Bij besluit van 25 mei 2018 heeft het Uwv, onder verwijzing naar dit rapport, appellant meegedeeld dat hem geen toestemming wordt verleend om met behoud van zijn Wajong-uitkering in het buitenland te gaan wonen.
Het bezwaar van appellant tegen het besluit van 25 mei 2018 heeft het Uwv bij besluit van 13 december 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft vooropgesteld dat het exportverbod van de Wajong buiten toepassing kan worden gelaten, voor zover toepassing zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard (de hardheidsclausule). De rechtbank heeft geoordeeld dat er in het geval van appellant geen van de twee door hem gestelde in artikel 2 van het Besluit Beleidsregels genoemde zwaarwegende redenen om de hardheidsclausule toe te passen van toepassing was. Niet gebleken is van het ondergaan van een medische behandeling van enige duur. Evenmin is gebleken dat appellant in Marokko of Spanje arbeid kan verkrijgen met enig re-integratieperspectief. De rechtbank heeft hierbij van groot belang geacht dat appellant geen medische stukken en stukken over een mogelijke baan heeft overgelegd die zijn standpunt ondersteunen. Appellant heeft ook geen andere redenen genoemd die volgens hem tot toepassing van de hardheidsclausule aanleiding hadden moeten geven. De rechtbank is van oordeel dat het Uwv het verzoek dan ook terecht heeft afgewezen.
Appellant heeft in hoger beroep herhaald dat de beleidsregels van artikel 2, onder a en b van het Besluit Beleidsregels van toepassing zijn op hem. Hij probeert in Nederland al jaren (hard)drugsvrij te leven, echter zonder beoogd resultaat. De verleidingen voor hem zijn veel te groot. Volgens zijn behandelend sector zal het leven in Marokko, gezien de afwezigheid van de verleidingen alsmede het (intensief) beleven van zijn geloof, hem enorm steunen om van zijn verslaving af te komen. Daarnaast heeft hij in Marokko wel degelijk mogelijkheden om arbeid te krijgen met enig re-integratieperspectief.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
In artikel 3:19, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wajong is bepaald dat het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering eindigt met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de jonggehandicapte buiten Nederland is gaan wonen. Het Uwv kan dit zogeheten exportverbod op grond van het negende lid van dit artikel (de zogeheten hardheidsclausule) buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van het eindigen van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering indien de jonggehandicapte buiten Nederland gaat wonen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
In artikel 2 van het Besluit Beleidsregels is bepaald dat van een onbillijkheid van overwegende aard sprake is, indien de jonggehandicapte zwaarwegende redenen heeft om buiten Nederland te gaan wonen en naar verwachting als gevolg van het beëindigen van het recht op arbeidsondersteuning of arbeidsongeschiktheidsuitkering aanmerkelijk nadeel zal ondervinden. Als zwaarwegende redenen worden in ieder geval aangemerkt:
a. het ondergaan van een medische behandeling van enige duur;
b. het aanvaarden van arbeid met enig re-integratieperspectief;
c. het volgen van de woonplaats van degene(n) van wie de jonggehandicapte voor zijn verzorging afhankelijk is en die genoodzaakt is om buiten Nederland te gaan wonen.
De gronden die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. Appellant heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde weerlegging van de betrokken gronden in de aangevallen uitspraak onjuist dan wel onvolledig is. Het oordeel van de rechtbank en de aan dat oordeel ten grondslag gelegde overwegingen, zoals onder 2 weergegeven, worden geheel onderschreven.
Uit 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A.I. van der Kris, in tegenwoordigheid van H. Spaargaren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 maart 2021.
(getekend) A.I. van der Kris
(getekend) H. Spaargaren