Home

Centrale Raad van Beroep, 21-04-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1076, 20/2798 WAO

Centrale Raad van Beroep, 21-04-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1076, 20/2798 WAO

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
21 april 2022
Datum publicatie
19 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2022:1076
Zaaknummer
20/2798 WAO

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond.

Uitspraak

20 2798 WAO, 20/2800 WAO, 20/2801 WAO, 20/2802 WAO, 20/2803 WAO

Datum uitspraak: 21 april 2022

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het verzet als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid en 8:108, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 15 juni 2020, 20/821, 20/824, 20/825, 20/827 en 20/828 (aangevallen uitspraken)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 18 september 2020 heeft de Raad zich onbevoegd verklaard om van het door appellant ingestelde hoger beroep kennis te nemen.

Appellant heeft verzet gedaan.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 18 september 2020 berust op de overwegingen dat de aangevallen uitspraak een uitspraak is als bedoeld in artikel 8:55, zevende, lid van de Awb, waartegen op grond van artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb geen hoger beroep kan worden ingesteld.

De Raad stelt vast dat appellant in verzet niets heeft aangevoerd op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat de uitspraak van de Raad van 18 september 2020 onjuist is. Ook ambtshalve is de Raad niet gebleken van feiten of omstandigheden die leiden tot het oordeel dat in dit geval het zogenoemde appelverbod moet worden doorbroken.

Dit betekent dat het verzet ongegrond wordt verklaard.

Voor een proceskostenveroordeling van het verzet is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het verzet ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door J.C. Boeree in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 april 2022.

(getekend) J.C. Boeree

(getekend) K.R. van Renswoude

.