Centrale Raad van Beroep, 27-07-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1878, 20/2035 AKW
Centrale Raad van Beroep, 27-07-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1878, 20/2035 AKW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 27 juli 2022
- Datum publicatie
- 30 augustus 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2022:1878
- Zaaknummer
- 20/2035 AKW
Inhoudsindicatie
Dubbele kinderbijslag ten onrechte geweigerd. Het betoog dat aan de zoon ten onrechte geen punt is toegekend voor het item ‘lichaamshygiëne’ slaagt. Er is sprake van intensieve zorg als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag en artikel 7a, eerste lid, van de AKW bij het item “lichaamshygiëne” van het Beoordelingskader, zodat op dit item een punt wordt gescoord.
Uitspraak
20 2035 AKW
Datum uitspraak: 27 juli 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 17 april 2020, 19/1561 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.B. van de Loo, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2022. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van de Loo. Het Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder.
OVERWEGINGEN
1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Appellante heeft op 5 maart 2019 bij de Svb een aanvraag voor dubbele kinderbijslag ingediend op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) voor haar zoon [naam zoon]. [naam zoon], die geboren is [in] 2009, is bekend met autisme en obstipatie.
De Svb heeft bij besluit van 19 april 2019, gehandhaafd bij beslissing op bezwaar van 16 juli 2019 (bestreden besluit), deze aanvraag afgewezen. De Svb heeft hieraan het medisch advies van CIZ en het Beoordelingskader BUK (Beoordelingskader) ten grondslag gelegd. [naam zoon] heeft geen intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a van de AKW nodig en daarom wordt niet voldaan aan de voorwaarden voor dubbele kinderbijslag. Na heroverweging in bezwaar is zijn zorgscore op de peildatum 1 april 2019 vastgesteld op twee punten voor de items ‘alleen thuis zijn’ en ‘begeleiding buitenshuis’, terwijl voor hem op die datum gezien zijn leeftijd (tien jaar) een minimale zorgscore van drie punten vereist is.
2. De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, voor zover van belang, overwogen dat het medisch advies van CIZ op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. De rechtbank is verder van oordeel dat terecht geen punt is toegekend voor het item ‘lichaamshygiëne’. In de verklaringen van appellante en het in beroep overgelegde rapport van kinder- en jeugdpsychiater H.S. Backer (Backer) van 20 januari 2020, aangevuld op 2 maart 2020, ziet de rechtbank geen steun voor het standpunt van appellante dat permanente aanwezigheid noodzakelijk is.
3. Appellante heeft zich op het standpunt gesteld dat ten onrechte geen punt is toegekend voor het item ‘lichaamshygiëne'. De rechtbank heeft niet onderkend dat CIZ een verkeerde uitleg heeft gegeven aan de voorwaarde ‘permanente aanwezigheid’ van dit item. Daarnaast heeft de rechtbank ten onrechte het rapport van Backer gepasseerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
Het betoog dat aan [naam zoon] ten onrechte geen punt is toegekend voor het item ‘lichaamshygiëne’ slaagt. De Raad overweegt daarover als volgt.
Het standpunt van de Svb is gebaseerd op het advies van CIZ. De medisch adviseur van CIZ heeft in het medisch advies geconcludeerd dat [naam zoon] bij de lichaamshygiëne de nabijheid van appellante nodig heeft om tot handelen te komen, maar daarbij kan appellante weglopen. Appellante moet op gehoorafstand blijven. Dit is iets anders dan voortdurende aanwezigheid, als bedoeld is met permanent toezicht. De vertegenwoordiger van de Svb heeft tijdens de zitting nader uitgelegd dat volgens CIZ niet gesproken kan worden van permanente aanwezigheid zoals het Beoordelingskader vereist, omdat [naam zoon] niet stopt met de handeling als appellante even wegloopt. De Raad is van oordeel dat CIZ niet tot deze conclusie heeft kunnen komen. Backer heeft namelijk vermeld dat [naam zoon] door zijn stoornis bij de handelingen voortdurend de aanwezigheid van appellante (onder andere de wetenschap dat zijn moeder om de hoek staat) nodig heeft om deze uit te voeren. De Raad is van oordeel dat appellante op grond van deze objectief medische informatie aannemelijk heeft gemaakt dat [naam zoon] de handelingen niet kan uitvoeren zonder permanente aanwezigheid van een ander.
Daarnaast heeft de medisch adviseur van CIZ geconcludeerd dat appellante weliswaar de kleren voor [naam zoon] moet klaarleggen, maar dat [naam zoon] geen aanwijzingen nodig heeft bij het aan- en uitkleden als bedoeld in het Beoordelingskader. Dit strookt niet met de informatie van Autimaat dat [naam zoon] de hele dag veel aansturing nodig heeft, ook bij de lichaamshygiëne. Voor hem is belangrijk dat alle stappen duidelijk zijn, dan kan hij een handeling zelfstandig (met aansturing en controle). Van de ouders vergt dit veel mondelinge aansturing. Anders dan waar de medisch adviseur kennelijk van uit is gegaan, volgt uit het Beoordelingskader verder niet dat het alleen gaat over verbale aanwijzingen. Niet valt in te zien dat het op de goede volgorde klaarleggen van kleding niet ook kan worden gezien als het geven van aanwijzingen bij het aan- en uitkleden. Dit levert ook een sterkere zorgzwaarte op. Daar komt bij dat appellante heeft verklaard dat ondanks het klaarleggen van de kleding, [naam zoon] de kleding verkeerd aantrekt en appellante hierbij alsnog moet ingrijpen.
De Raad is op grond van het voorgaande van oordeel dat appellante het medisch advies voldoende heeft weerlegd. Hieruit volgt dat sprake is van intensieve zorg als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag en artikel 7a, eerste lid, van de AKW bij het item lichaamshygiëne van het Beoordelingskader, zodat op dit item een punt wordt gescoord.
Wat is overwogen in 4.1 tot en met 4.1.3 leidt tot de conclusie dat in totaal drie punten moeten worden toegekend en dat appellante met ingang van het tweede kwartaal van 2019 recht op dubbele kinderbijslag heeft. Het hoger beroep slaagt en de aangevallen uitspraak zal worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Raad het beroep gegrond verklaren, het bestreden besluit vernietigen, het besluit van 19 april 2019 herroepen en zelf in de zaak voorzien door aan appellante vanaf het tweede kwartaal van 2019 dubbele kinderbijslag toe te kennen.
5. Aanleiding bestaat om de Svb te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 1.518,- in beroep en op € 1.518,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand. De kosten van het rapport van Backer ten bedrage van € 1.483,50 komen als redelijke kosten voor vergoeding in aanmerking.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- -
-
vernietigt de aangevallen uitspraak;
- -
-
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 16 juli 2019;
- -
-
herroept het besluit van 19 april 2019;
- -
-
kent aan appellante vanaf het tweede kwartaal van 2019 dubbele kinderbijslag toe en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 16 juli 2019;
- -
-
veroordeelt de Svb in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 4.519,50,-;
- -
-
bepaalt dat de Svb aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 178,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en A.E. Dutrieux en D.A. Verburg als leden, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2022.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) D. Al-Zubaidi