Centrale Raad van Beroep, 29-08-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1892, 21/4100 WIA-T
Centrale Raad van Beroep, 29-08-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1892, 21/4100 WIA-T
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 29 augustus 2022
- Datum publicatie
- 1 september 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2022:1892
- Zaaknummer
- 21/4100 WIA-T
Inhoudsindicatie
Tussenuitspraak. Mate van arbeidsongeschiktheid. Het medisch onderzoek in bezwaar is onvoldoende zorgvuldig geweest. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft niet kunnen volstaan met een (telefonische) hoorzitting en daarmee afzien van een spreekuurcontact. De Raad draagt het Uwv op het gebrek in het besluit te herstellen.
Uitspraak
21 4100 WIA-T
Datum uitspraak: 29 augustus 2022
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 27 oktober 2021, 20/4761 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. van Andel, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 augustus 2022. Namens appellant is mr. Van Andel verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door A. Anandbahadoer.
OVERWEGINGEN
Appellant is werkzaam geweest als business consultant voor 39,77 uur per week. Op 22 december 2017 heeft appellant zich vanuit een situatie van werkloosheid ziekgemeld met psychische klachten. Appellant is per 15 oktober 2019 werkzaam als medewerker onderwijs en onderzoek bij de Stichting Vrije Universiteit in Amsterdam. In het kader van een aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft appellant het spreekuur bezocht van een arts van het Uwv. Deze arts heeft vastgesteld dat appellant belastbaar is met inachtneming van de beperkingen die hij heeft neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 november 2019. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellant niet meer geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk als business consultant. Hij heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Bij besluit van 29 november 2019 heeft het Uwv appellant met ingang van 20 december 2019 een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 67,01%.
Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 29 november 2019. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht, recente medische informatie meegewogen en appellant gesproken tijdens de telefonische hoorzitting. Op 16 juli 2020 heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep een gewijzigde FML opgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de FML een urenbeperking van 24 uur per week opgenomen vanwege de therapie die appellant twee keer per week volgt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft daarop functies geduid met een urenomvang van 24 uur per week. Deze wijzigingen hebben geleid tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 72,66%. Bij besluit van 31 juli 2020 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar gegrond verklaard, het besluit van 29 november 2019 in die zin herroepen dat de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 72,66% en de kosten van bezwaar vergoed.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Appellant heeft zich in hoger beroep, onder verwijzing naar de uitspraak van de Raad van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1491, op het standpunt gesteld dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is. Appellant is niet onderzocht door een verzekeringsarts. De standaard Onderzoeksmethoden bij psychische stoornissen, geeft duidelijk aan dat de verzekeringsarts de betrokkene altijd persoonlijk dient te zien als er sprake is van psychische stoornissen, tenzij er sprake is van opname of detentie. Dat betekent dat ervan uitgegaan dient te worden dat bij psychische stoornissen altijd toegevoegde waarde wordt toegekend aan persoonlijk fysiek contact tussen verzekeringsarts en betrokkene. Daarom heeft het Uwv ten onrechte gemeend te kunnen volstaan met telefonisch contact tijdens een hoorzitting. Appellant is van mening dat de geduide functies niet passend zijn. Met de in de FML van 16 juli 2020 aangenomen urenbeperking is onvoldoende rekening gehouden met zijn beperkte belastbaarheid en beschikbaarheid. Appellant is door zijn behandeling op twee dagen enige tijd niet beschikbaar en de rest van die behandeldag niet in staat te werken. Hij kan dit bij de geduide functies niet zelf invullen en de afspraken worden door de behandelaar bepaald.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
In geschil is de vraag of het Uwv de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant in de zin van de Wet WIA terecht met ingang van 20 december 2019 heeft vastgesteld op 72,66%.
Allereerst moet de vraag worden beantwoord of het medisch onderzoek door het Uwv met de vereiste zorgvuldigheid is verricht.
Vastgesteld wordt dat appellant niet is onderzocht door een geregistreerde verzekeringsarts (bezwaar en beroep). In de primaire fase is hij onderzocht door een arts van het Uwv en in de bezwaarfase heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep appellant gesproken tijdens een telefonische hoorzitting.
Op 23 juni 2021 (ECLI:NL:CRVB:2021:1491) heeft de Raad uitspraak gedaan in een zaak waarin de primaire medische beoordeling is verricht door een arts, niet zijnde een verzekeringsarts. Overwogen is dat in situaties als de onderhavige, waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat de betrokkene in de fase van bezwaar tijdens een spreekuurcontact moet worden onderzocht door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en er dus feitelijk sprake moet zijn van een contact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
Het Uwv heeft in beroep meegedeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep van mening is dat voldoende informatie uit de telefonische hoorzitting naar voren is gekomen en dat zij een fysieke hoorzitting niet noodzakelijk acht om tot een zorgvuldige beoordeling te kunnen komen. Daarbij is opgemerkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de dossiergegevens heeft bestudeerd en ook de door appellant ingebrachte medische informatie van de psycholoog bij haar oordeel heeft betrokken. Op 1 november 2019 is tevens een oriënterend psychisch onderzoek verricht door de primaire arts. In hoger beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een rapport van 14 juli 2022 benadrukt dat dit een zeer uitgebreid spreekuurcontact is geweest met een uitgebreide anamnese en bespreking van de ervaren belemmeringen, behandeling en medicatie, sociale omstandigheden en dagelijkse activiteiten.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep wordt niet in deze conclusie gevolgd. Appellant heeft in bezwaar te kennen gegeven dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren. Hij heeft gesteld dat hij niet in grote ruimtes kan werken en niet met veel mensen om zich heen en/of onverwachte geluiden of bewegingen. Ook is de beperking op deadlines groter dan aangenomen, omdat hij alle deadlines of productienormen als zeer stressverhogend ervaart en daardoor van slag raakt. Appellant heeft er voorts al in bezwaar op gewezen dat een volledig verzekeringsgeneeskundig onderzoek door een geregistreerde verzekeringsarts moet plaatsvinden. Gelet hierop en op de hiervoor genoemde rechtspraak van de Raad, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet kunnen volstaan met een (telefonische) hoorzitting en daarmee afzien van een spreekuurcontact.
Gelet op wat in 4.2 tot en met 4.6 is overwogen, is het medisch onderzoek in bezwaar onvoldoende zorgvuldig geweest zodat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er bestaat aanleiding om met toepassing van artikel 8:51d van de Awb het Uwv op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Hiertoe dient het Uwv alsnog tijdens een spreekuur door een verzekeringsarts onderzoek te laten uitvoeren.
5. De overige gronden van het hoger beroep kunnen in deze stand van de procedure onbesproken blijven.
6. Omdat met deze uitspraak nog geen einde aan het geding is gekomen, wordt nog geen oordeel gegeven over de proceskostenvergoeding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 31 juli 2020 te herstellen met inachtneming van wat de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door F.M. Rijnbeek, in tegenwoordigheid van R. van der Heide als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2022.
(getekend) F.M. Rijnbeek
(getekend) R. van der Heide