Centrale Raad van Beroep, 14-09-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1977, 20/2067 WIA-T
Centrale Raad van Beroep, 14-09-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1977, 20/2067 WIA-T
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 14 september 2022
- Datum publicatie
- 20 september 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2022:1977
- Zaaknummer
- 20/2067 WIA-T
Inhoudsindicatie
Tussenuitspraak. Weigering van het Uwv om met terugwerkende kracht terug te komen van het toerekeningsbesluit. In geschil is of wat appellante heeft aangevoerd, aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is voor zover het Uwv geweigerd heeft om terug te komen van de toerekening over de periode van 27 mei 2010 tot 23 november 2018. De Raad stelt vast dat het Uwv zijn gedragslijn per 5 oktober 2018 compleet heeft gewijzigd van voorheen in beginsel volledig met terugwerkende kracht herzien in nu alleen herzien voor de toekomst. Onvoldoende afweging van de betrokken belangen. Het Uwv heeft voor de afwijzing van het verzoek slechts volstaan met verwijzing naar zijn nieuwe gedragslijn dat per 5 oktober 2018 in gevallen als deze tot de ontvangstdatum van het verzoek niet wordt teruggekomen van onjuiste toerekeningsbesluiten. Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet draagkrachtig is gemotiveerd. De Raad draagt het Uwv op om het gebrek te herstellen. Het Uwv dient hierbij inzichtelijk te maken welke belangen zijn afgewogen.
Uitspraak
Datum uitspraak: 14 september 2022
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Tussenuitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 april 2020, 19/4107 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
Stichting [appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. R. Versluijs hoger beroep ingesteld en bij brief van 9 juni 2022 de gronden van het hoger beroep aangevuld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2022. Door middel van videobellen is namens appellante mr. Versluijs verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.M.C. Bijen.
OVERWEGINGEN
Appellante is eigenrisicodrager voor WGA-uitkeringen op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). [werkneemster] (werkneemster) is bij appellante in dienst getreden met een arbeidsgehandicaptenstatus. Op 30 juni 2008 is werkneemster ziek geworden en is haar een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Met ingang van 27 mei 2010 is aan werkneemster een WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend. Bij in rechte vaststaand besluit van 2 januari 2013 heeft het Uwv de WGA-uitkering van werkneemster aan appellante toegerekend. Vanaf 27 mei 2010 draagt appellante het risico voor 100%.
Op 23 november 2018 heeft appellante het Uwv verzocht om de toerekening van de WGA-uitkering met terugwerkende kracht vanaf 27 mei 2010 te corrigeren, omdat werkneemster vanaf haar eerste ziektedag recht had op een ZW-uitkering gelet op haar status van arbeidsgehandicapte. Het Uwv heeft het verzoek opgevat als een verzoek om terug te komen van het toerekeningsbesluit van 2 januari 2013. Bij besluit van 10 december 2018 heeft het Uwv de WGA-uitkering vanaf 23 november 2018 niet meer aan appellante toegerekend. Daaraan ligt ten grondslag dat het besluit van 2 januari 2013 in rechte vaststaat en geen correctie met terugwerkende kracht zal plaatsvinden, omdat er geen sprake is van nieuwe feiten of veranderde omstandigheden. Appellante heeft tegen het besluit van 10 december 2018 bezwaar gemaakt en aangevoerd dat de toerekening van de WGA-uitkering van werkneemster van meet af aan evident onjuist was, omdat artikel 82, vierde lid, van de Wet WIA aan toerekening in de weg staat, en dat het Uwv daarvan op de hoogte was. Daarom diende het Uwv de toerekening met volledige terugwerkende kracht te corrigeren volgens appellante.
Bij besluit van 24 juni 2019 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellante ongegrond verklaard. Het Uwv heeft gewezen op het vanaf 5 oktober 2018 gewijzigde beleid (gedragslijn). Een werkgever kan het Uwv verzoeken om terug te komen van (in rechte vaststaande) toerekeningsbeslissingen. Als de toerekening onjuist blijkt te zijn, komt het Uwv per ontvangstdatum van het verzoek terug van de toerekeningsbeslissing. Alleen als sprake is van nieuwe feiten en/of omstandigheden die niet eerder bekend waren of niet eerder konden worden aangevoerd, kan met terugwerkende kracht van de beslissing worden teruggekomen. Vóór 5 oktober 2018 ontvangen verzoeken worden op grond van de oude gedragslijn beoordeeld. In dergelijke gevallen kan de correctie met volledige terugwerkende kracht plaatsvinden. Aangezien het verzoek van appellante op 23 november 2018 is ontvangen, moet het nieuwe beleid worden toegepast.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe als volgt overwogen.
Het Uwv hanteert vanaf 5 oktober 2018 een vaste gedragslijn. Een werkgever kan het Uwv op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verzoeken om terug te komen van een in rechte vaststaand toerekeningsbesluit. Als de toerekening onjuist blijkt te zijn, komt het Uwv per ontvangstdatum van het verzoek terug van het toerekeningsbesluit. Dat is alleen anders als sprake is van nieuwe feiten en/of veranderde omstandigheden die niet eerder bekend waren of niet eerder konden worden aangevoerd. Pas dan kan met terugwerkende kracht van een toerekeningsbesluit worden teruggekomen. De rechtbank acht dit beleid niet evident onredelijk. Het Uwv heeft afdoende gemotiveerd dat bij het ontbreken van nieuwe feiten en omstandigheden wordt aangesloten bij de rechtspraak van de Raad met betrekking tot duuraanspraken over het terugkomen van onjuiste, maar in rechte vaststaande besluiten. Niet in geschil is dat de WGA-uitkering van werkneemster ten onrechte aan appellante is toegerekend en dat het toerekeningsbesluit van 2 januari 2013 in rechte vaststaat. Evenmin is in geschil dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Het Uwv heeft dan ook op goede gronden de toerekening per datum van het verzoek beëindigd en geen aanleiding hoeven zien om de toerekening met verdergaande terugwerkende kracht te beëindigen.
Het door appellante gedane beroep op het gelijkheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel slaagt niet. Voor zover in de door appellante overgelegde voorbeelden sprake is van een herzieningsverzoek van vóór 5 oktober 2018 was het gewijzigde beleid voor die gevallen nog niet ingegaan. In de zaken waarin de herzieningsverzoeken zijn ingediend vanaf 5 oktober 2018 heeft het Uwv de toerekening in strijd met het beleid met volledige terugwerkende kracht beëindigd. Dat betekent niet dat het Uwv daarom gehouden is om ook in het geval van appellante een onjuist besluit te nemen.
Dat appellante, zoals zij heeft gesteld, een groot financieel belang heeft bij beëindiging van de toerekening per datum toekenning van de WGA-uitkering doet aan het voorgaande niet af. Appellante had immers bezwaar kunnen maken tegen het toerekeningsbesluit van
2 januari 2013.
Appellante heeft in hoger beroep haar standpunt gehandhaafd dat de weigering van het Uwv om met terugwerkende kracht per 27 mei 2010 terug te komen van het toerekeningsbesluit van 2 januari 2013, evident onredelijk is.
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
4. De Raad oordeelt als volgt.
Bij uitspraak van 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872, heeft de Raad zijn rechtspraak over de toetsing door de bestuursrechter van besluiten op herhaalde aanvraag of een verzoek om terug te komen van een besluit gewijzigd. Voor een geval als dit, waarin het bestuursorgaan – overeenkomstige – toepassing geeft aan artikel 4:6, tweede lid, van de Awb, vloeit uit deze uitspraak voort dat de bestuursrechter aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden en eventueel door het bestuursorgaan gevoerd beleid toetst of het bestuursorgaan zich terecht en zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn. Als de bestuursrechter tot het oordeel is gekomen dat het bestuursorgaan zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn, dan kan dat afwijzing van de aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit in beginsel dragen. De bestuursrechter kan aan de hand van wat de rechtszoekende heeft aangevoerd evenwel tot het oordeel komen dat het besluit op herhaalde aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is.
Het besluit tot toerekening van 2 januari 2013 staat in rechte vast. Tussen partijen is niet in geschil dat appellante aan haar verzoek geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd. Het Uwv mocht het verzoek van appellante van 23 november 2018 dan ook afwijzen met verwijzing naar zijn besluit van 2 januari 2013. Dit kan de afwijzing van het verzoek om met terugwerkende kracht terug te komen van het besluit van
2 januari 2013 in beginsel dragen.
Ter beoordeling ligt dan voor of wat appellante heeft aangevoerd, aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit evident onredelijk is voor zover het Uwv geweigerd heeft om terug te komen van de toerekening over de periode van 27 mei 2010 tot 23 november 2018. In dit verband wordt het volgende in aanmerking genomen.
Gelet op het bepaalde in artikel 82, vierde lid, van de Wet WIA, zoals dit gold ten tijde van de toekenning van de WGA-uitkering, is de WGA-uitkering van werkneemster met ingang van 27 mei 2010 ten onrechte aan appellante toegerekend. Van meet af aan berustte het toerekeningsbesluit van 2 januari 2013 dan ook op een onjuiste grondslag en is het genomen in strijd met de Wet WIA. Als gevolg hiervan is door het Uwv aan appellante over de periode van 27 mei 2010 tot 23 november 2018 een bedrag van € 88.000,- zonder wettelijke grondslag in rekening gebracht. Het Uwv heeft dit ook erkend. Aan het Uwv kan worden toegegeven dat van de zijde van appellante tegen deze onterechte toerekening niet voortvarend is opgetreden. Appellante heeft geen tijdig bezwaar gemaakt en heeft zich eerst op 23 november 2018 tot het Uwv heeft gewend met het onderhavige verzoek. Anderzijds heeft het Uwv desgevraagd ter zitting bevestigd dat het uit een oogpunt van uitvoeringslasten niet bezwaarlijk zou zijn om de toerekening met terugwerkende kracht ongedaan te maken.
De Raad stelt vast dat het Uwv zijn gedragslijn per 5 oktober 2018 compleet heeft gewijzigd van voorheen in beginsel volledig met terugwerkende kracht herzien in nu alleen herzien voor de toekomst. Verder stelt de Raad vast dat geen van de onder 4.4 genoemde feiten en omstandigheden voor het Uwv aanleiding hebben gegeven om te komen tot een afweging van de betrokken belangen. Het Uwv heeft, zoals ter zitting is erkend, bij de voorbereiding van het bestreden besluit aan zodanige afweging geen aandacht besteed, maar voor de afwijzing van het verzoek slechts volstaan met verwijzing naar zijn nieuwe gedragslijn dat per 5 oktober 2018 in gevallen als deze tot de ontvangstdatum van het verzoek niet wordt teruggekomen van onjuiste toerekeningsbesluiten. Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en niet draagkrachtig is gemotiveerd. 4.6. Gelet op wat is overwogen in 4.5 bestaat aanleiding om het Uwv met toepassing van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Het Uwv dient hierbij inzichtelijk te maken welke belangen zijn afgewogen.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep draagt het Uwv op om binnen zes weken na het verzenden van deze tussenuitspraak het gebrek in het besluit van 24 juni 2019 te herstellen met inachtneming van hetgeen de Raad heeft overwogen.
Deze uitspraak is gedaan door E. Dijt als voorzitter, en J.S. van der Kolk en C. Karman als leden, in tegenwoordigheid van L.R. Kokhuis als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 september 2022.
(getekend) E. Dijt
(getekend) L.R. Kokhuis