Centrale Raad van Beroep, 05-10-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2156, 20/4140 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 05-10-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2156, 20/4140 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 5 oktober 2022
- Datum publicatie
- 11 oktober 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2022:2156
- Zaaknummer
- 20/4140 WMO15
Inhoudsindicatie
Bekendheid met (feitelijke) omvang verstrekte huishoudelijke hulp, te laat bezwaar, verschoonbaarheid termijnoverschrijding. De rechtbank heeft met juistheid geoordeeld dat het college de bezwaren van appellanten terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens een niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
Uitspraak
20/4140 WMO15, 20/4141 WMO15, 20/4142 WMO15, 20/4143 WMO15, 20/4144 WMO15, 20/4146 WMO15, 20/4147 WMO15, 20/4148 WMO15, 20/4149 WMO15, 20/4150 WMO15, 20/4151 WMO15, 20/4152 WMO15, 20/4153 WMO15, 20/4154 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 22 oktober 2020, 20/1139, 20/1140, 20/1141, 20/1143, 20/1144, 20/1146, 20/1158, 20/1160, 22/1162, 20/1164, 20/1185, 20/1212, 20/1213, 20/1300, 20/1441 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant 1] en 13 anderen zoals vermeld op de bij deze uitspraak behorende bijlage (appellanten)
Datum uitspraak: 5 oktober 2022
het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. K. Wevers hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 juni 2022. Namens appellanten is verschenen mr. Wevers. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door N. van Hiertum, E. Vrijsen en S. Linders.
OVERWEGINGEN
1.1. Het college heeft op grond van de Wmo 2015 aan appellanten 1 tot en met 14 bij besluiten van respectievelijk 13 november 2018, 29 mei 2018, 6 maart 2019, 10 juli 2019, 11 april 2018, 9 oktober 2018, 19 december 2018, 16 april 2018, 17 januari 2019, 16 april 2018, 9 maart 2018, 2 augustus 2018, 24 april 2018 en 27 februari 2019 (primaire besluiten) voor een bepaalde periode een maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning verstrekt in natura.
1.2. Appellanten hebben bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. Appellanten menen dat het college ten onrechte geen tijdsindicatie in minuten per week heeft gegeven bij de verstrekte maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning.
1.3. Het college heeft de bezwaren van appellanten bij besluiten van 13 maart 2020 (appellanten 1, 2 en 5), 16 maart 2020 (appellanten 3, 4, 6, 7 en 8), 18 maart 2020 (appellant 9), 25 maart 2020 (appellant 10), 27 maart 2020 (appellant 11), 31 maart 2020 (appellant 12), 8 april 2020 (appellant 13) en 15 april 2020 (appellant 14) (bestreden besluiten) kennelijk nietontvankelijk verklaard. Voor zover van belang, geldt voor alle appellanten dat de wettelijke termijn van zes weken voor het indienen van een bezwaarschrift met vele maanden is overschreden. Volgens het college wisten appellanten kort na de toezending van de primaire besluiten wat de omvang in uren van de door de zorgaanbieder uitgevoerde ondersteuning was. Appellanten hebben ook nadat zij daarmee bekend waren, niet zo spoedig als redelijkerwijs kan worden verlangd bezwaar gemaakt.
1.4. Inmiddels is aan alle appellanten naar tevredenheid huishoudelijke ondersteuning verstrekt met vermelding van het een aantal minuten per week dat de hulp de taken uitvoert.
2. De rechtbank heeft de beroepen van appellanten tegen de bestreden besluiten bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat appellanten procesbelang hebben bij een rechterlijk oordeel, ondanks dat het college voor alle appellanten nieuwe besluiten heeft genomen waarin huishoudelijke hulp met een tijdsindicatie is verstrekt. Dat belang houdt verband met de kosten die appellanten hebben gemaakt voor de bezwaarprocedure. Anders dan appellanten stellen, volgt volgens de rechtbank uit de uitspraken van de Raad van 18 oktober 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3633, en 8 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3241, niet dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is. De rechtbank komt tot het oordeel dat redelijkerwijs moet worden geoordeeld dat appellanten in verzuim zijn geweest en dat het college de bezwaren van appellanten dus terecht nietontvankelijk heeft verklaard.
3.1. Appellanten hebben zich in hoger beroep op het standpunt gesteld dat uit de rechtspraak van de Raad volgt dat de overschrijding van de termijn waarbinnen bezwaar moet worden gemaakt in dit geval verschoonbaar is. Voor appellanten was op grond van de primaire besluiten niet te voorzien dat de huishoudelijke ondersteuning in uren was verlaagd. Het ontbreken van een tijdsindicatie maakt dat de besluitvorming in de primaire besluiten niet compleet was, aldus appellanten.
3.2. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1. Het geschil in hoger beroep spitst zich toe op de vraag of de rechtbank met juistheid heeft geoordeeld dat het college de bezwaren van appellanten terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens een niet verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn van zes weken.
4.2. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken. In artikel 6:11 van de Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.3. De bezwaarschriften van appellanten zijn tussen de zeven maanden en twee jaar na bekendmaking van de in 1.2 genoemde besluiten ingediend.
4.4. Deze zaken verschillen van de situatie waarover de Raad op 18 oktober 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:3633) uitspraak heeft gedaan. Daar wist betrokkene pas na ontvangst van een brief van de zorgaanbieder, na evaluatie van een proefperiode, hoeveel uren huishoudelijke ondersteuning volgens de nieuwe richtlijnen voldoende waren voor een schoon en leefbaar huis. Kort na ontvangst van deze brief heeft betrokkene bezwaar gemaakt. In deze zaken is, naar tussen partijen niet in geschil is, geen sprake van daarmee vergelijkbare omstandigheden. Alle appellanten hebben gedurende langere tijd geen actie ondernomen nadat met het verlenen van de toegekende huishoudelijke ondersteuning een aanvang was gemaakt. De Raad heeft in wat namens appellanten naar voren is gebracht geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat appellanten op het moment van het alsnog maken van bezwaar nog steeds onbekend waren met de (feitelijke) omvang in tijd van de toegekende ondersteuning. Voor zover het bekend worden met die omvang heeft plaatsgevonden na het verstrijken van de bezwaartermijn van zes weken, hadden appellanten zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk alsnog bezwaar moeten maken. Appellanten hebben echter pas na zeven maanden tot twee jaar bezwaar gemaakt. Dat is te laat.
4.5. Anders dan appellanten menen is in de uitspraak van de Raad van 8 oktober 2018 (ECLI:NL:CRVB:2018:3241) geen oordeel gegeven over verschoonbaarheid van enige termijnoverschrijding. Deze uitspraak maakt het overwogene onder 4.4 dan ook niet anders.
4.6. Uit 4.1 tot en met 4.5 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en D.S. de Vries en A.E. Dutrieux als leden, in tegenwoordigheid van S.N. de Groot, als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 oktober 2022.
(getekend) B.J. van de Griend
(getekend) S.N. de Groot
Bijlage
1. [Appellant 1] te [woonplaats 1]
2. [Appellant 2] te [woonplaats 2]
3. [Appellant 3] te [woonplaats 3]
4. [Appellant 4] te [woonplaats 4]
5. [Appellant 5] te [woonplaats 5]
6. [Appellant 6] te [woonplaats 6]
7. [Appellant 7] te [woonplaats 7]
8. [Appellant 8] te [woonplaats 8]
9. [Appellant 9] te [woonplaats 9]
10. [Appellant 10] te [woonplaats 10]
11. [Appellant 11] te [woonplaats 11]
12. [Appellant 12] te [woonplaats 12]
13. [Appellant 13] te [woonplaats 13]
14. [Appellant 14] te [woonplaats 14]