Home

Centrale Raad van Beroep, 27-01-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:256, 20/4032 ZW-W

Centrale Raad van Beroep, 27-01-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:256, 20/4032 ZW-W

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
27 januari 2022
Datum publicatie
9 februari 2022
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2022:256
Zaaknummer
20/4032 ZW-W

Inhoudsindicatie

De Centrale Raad van Beroep neemt het verzoek om wraking niet in behandeling. Het verzoek gaat eraan voorbij dat het hoger beroep van verzoeker nog niet ter behandeling aan een rechter van de Raad is toegewezen. Vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van de behandelend rechter kan daarom nog niet bestaan (zie de beslissing van de Raad van 10 mei 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW5771).

Uitspraak

20/4032 ZW-W

Datum beslissing: 27 januari 2022

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Beslissing op het verzoek om wraking gedaan door

[verzoeker] te [woonplaats] (verzoeker)

PROCESVERLOOP

Verzoeker heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 5 november 2020, 19/1785, in het geding tussen verzoeker en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv).

Verzoeker heeft de Raad bij brief van 9 december 2021, binnengekomen op 13 december 2021, bericht dat hij wil dat de Raad een medisch specialist ‘beschikbaar stelt’ of dat hij wordt geïnformeerd waar deze voor hem te vinden is. Hij heeft er in die brief op gewezen dat hij van het Uwv geen objectieve medische gegevens heeft ontvangen waarmee het oordeel van het Uwv is onderbouwd, terwijl die gegevens er wel zouden moeten zijn. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat als die gegevens er niet zijn, of als aan zijn verzoek geen gehoor kan worden gegeven, een eerlijk proces niet mogelijk is.

Verzoeker heeft op 15 december 2021 een verzoek om wraking ingediend. Aan het verzoek heeft hij ten grondslag gelegd dat er niet is gereageerd op zijn brief van 9 december 2021. Hij heeft geen vertrouwen in de rechters en wil met zijn verzoek een ‘eerlijke rechtszaak afdwingen’.

OVERWEGINGEN

1. Artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, kan worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.1.

Met ingang van 1 januari 2022 is de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 (Stcrt. 2021, 48959; Wrakingsregeling) in werking getreden.

2.2

Artikel 3, vierde lid, aanhef en onder c, onderscheidenlijk d, van de Wrakingsregeling bepaalt, net als het voorheen geldende artikel 3, tweede lid, aanhef en onder b, onderscheidenlijk c, van de Wrakingsregeling bestuursrechterlijke colleges 2013 (Stcrt. 2019, nr. 32568) dat de wrakingskamer, zonder daartoe een zitting te houden, kan beslissen dat een verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen indien het verzoek geen betrekking heeft op een met de behandeling van de zaak belast lid van het college, dan wel indien het verzoek betrekking heeft op het college als zodanig.

3. Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op (de persoon van) de rechter die de zaak behandelt.

4.1.

Het voorliggende verzoek gaat eraan voorbij dat het hoger beroep van verzoeker nog niet ter behandeling aan een rechter van de Raad is toegewezen. Vrees voor partijdigheid of vooringenomenheid van de behandelend rechter kan daarom nog niet bestaan (zie de beslissing van de Raad van 10 mei 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW5771).

4.2.

Voor zover het verzoek moet worden aangemerkt als gericht tegen de Raad als zodanig en niet ziet op (het functioneren van) een rechter die betrokken zal zijn bij de behandeling van de zaak van verzoeker, kan dat verzoek niet als wrakingsverzoek worden aangemerkt (zie de beslissing van 20 juli 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:2791).

4.3.

Gelet op wat in 4.1 en 4.2 is overwogen en gelet op artikel 3, vierde lid, onder c en onder d, van de Wrakingsregeling bestaat dan ook aanleiding het verzoek om wraking niet in behandeling te nemen.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep neemt het verzoek om wraking niet in behandeling.

Deze beslissing is gegeven door E.J.M. Heijs als voorzitter en J.P.A. Boersma en M. van Paridon als leden, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2022.

(getekend) E.J.M. Heijs

(getekend) P.W.J. Hospel