Centrale Raad van Beroep, 01-02-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:270, 19/1223 PW-R
Centrale Raad van Beroep, 01-02-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:270, 19/1223 PW-R
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 1 februari 2022
- Datum publicatie
- 10 februari 2022
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2022:270
- Zaaknummer
- 19/1223 PW-R
Inhoudsindicatie
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 7 december 2021, zie ECLI:NL:CRVB:2021:3367 voor de gerectificeerde tekst.
Uitspraak
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak tot rectificatie van de uitspraak van de Raad van 7 december 2021, 19/1223 PW
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Midden-Groningen (college)
Datum uitspraak: 1 februari 2022
PROCESVERLOOP
De Raad heeft vastgesteld dat zijn uitspraak van 7 december 2021, 19/1223 PW (uitspraak) een kennelijke fout bevat voor zover het de proceskostenveroordeling betreft.
De Raad heeft daarin aanleiding gezien partijen in de gelegenheid te stellen zich schriftelijk uit te laten over het voornemen van de Raad om de uitspraak te verbeteren. Partijen hebben van die gelegenheid geen gebruik gemaakt.
OVERWEGINGEN
1. De Raad heeft vastgesteld dat in de beslissing van de uitspraak ten onrechte is bepaald dat het college aan appellant de door hem in hoger beroep betaalde proceskosten ten bedrage van € 1.068,- vergoedt. Het te vergoeden bedrag is € 748,-, aangezien appellant en zijn gemachtigde niet ter zitting van de Raad zijn verschenen.
2. De Raad zal de onder 1 vermelde beslissing herstellen door de uitspraak van 7 december 2021 te rectificeren in die zin dat aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de proceskosten van appellant in hoger beroep tot een bedrag van € 748,-.
3. Aan deze uitspraak tot rectificatie is een gerectificeerd exemplaar van de oorspronkelijke uitspraak gehecht. De gerectificeerde uitspraak zal worden gepubliceerd op rechtspraak.nl.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep rectificeert zijn uitspraak van 7 december 2021 als in de overwegingen is weergegeven.
Deze uitspraak is gedaan door G.M.G. Hink als voorzitter en F. Hoogendijk en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van R. de Haas als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2022.
(getekend) G.M.G. Hink
(getekend) R. de Haas