Home

Centrale Raad van Beroep, 15-03-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:610, 21/3033 AW-W-PV

Centrale Raad van Beroep, 15-03-2022, ECLI:NL:CRVB:2022:610, 21/3033 AW-W-PV

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
15 maart 2022
Datum publicatie
24 maart 2022
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2022:610
Zaaknummer
21/3033 AW-W-PV

Inhoudsindicatie

Verzoek om wraking afgewezen. Het gegeven dat de behandelend rechter als voorzitter in de eerder door de Raad behandelde zaak een voor verzoekster onwelgevallige uitspraak heeft gedaan, betekent niet dat zij in de herzieningszaak niet onbevooroordeeld zou kunnen beslissen. Omstandigheden die een aanwijzing vormen voor het oordeel dat de behandelend rechter jegens verzoekster vooringenomen is en dat zij in dit geval niet (meer) objectief zou kunnen oordelen, zijn door verzoekster niet naar voren gebracht. Ook in de gestelde onvolkomenheden in het procesverbaal van de zitting kan daarvoor geen aanwijzing worden gevonden.

Uitspraak

21 3033 AW-W-PV

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Proces-verbaal van de mondelinge beslissing op het verzoek om wraking gedaan door

[verzoeker] te [woonplaats] (verzoekster)

Datum uitspraak: 15 maart 2022

Zitting hebben: E.W. Akkerman als voorzitter, en S.B. Smit-Colenbrander en G.A.J. van den Hurk als leden

Griffier: J. Oosterveen

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep wijst het verzoek om wraking af.

Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

1.1.

Namens verzoekster heeft [naam] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 30 juni 2020, 20/818, in het geding tussen verzoekster en de korpschef van politie. Op 30 april 2021 heeft een meervoudige kamer van de Raad in dat geding uitspraak gedaan. B.J van de Griend was de voorzitter van die kamer. Namens verzoekster heeft [naam] op 11 juni 2021 verzocht om herziening van deze uitspraak.

1.2.

Verzoekster is uitgenodigd voor het onderzoek ter zitting in de herzieningszaak op 24 maart 2022. Daarbij is aan haar meegedeeld dat B.J. van de Griend de behandelend rechter zou zijn. Verzoekster heeft vervolgens een verzoek om wraking van de behandelend rechter ingediend. De behandelend rechter heeft op het verzoek om wraking gereageerd en in die reactie vermeld niet in dat verzoek te berusten.

2. Verzoekster heeft – kort weergegeven – aan het verzoek ten grondslag gelegd dat zij bij de behandeling van haar zaak ter zitting van 19 maart 2021 uit het uitblijven van kritische vragen van de behandelend rechter de indruk heeft gekregen dat onduidelijkheden over de feiten waren opgehelderd. Uit de uitspraak heeft zij vervolgens afgeleid dat dat toch niet het geval is geweest. In het proces-verbaal van die zitting heeft zij onvolkomenheden gezien, die dat bevestigen.

3. Een wrakingsgrond moet zijn gelegen in feiten of omstandigheden die betrekking hebben op de (persoon van de) rechter die de zaak behandelt. Bij de beoordeling van een verzoek om wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn. Slechts als zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij deze partij daarover bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is, moet dit vermoeden wijken.

4. Het gegeven dat de behandelend rechter als voorzitter in de eerder door de Raad behandelde zaak een voor verzoekster onwelgevallige uitspraak heeft gedaan, betekent niet dat zij in de herzieningszaak niet onbevooroordeeld zou kunnen beslissen. Omstandigheden die een aanwijzing vormen voor het oordeel dat de behandelend rechter jegens verzoekster vooringenomen is en dat zij in dit geval niet (meer) objectief zou kunnen oordelen, zijn door verzoekster niet naar voren gebracht. Ook in de gestelde onvolkomenheden in het procesverbaal van de zitting kan daarvoor geen aanwijzing worden gevonden.

5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

Waarvan proces-verbaal.

De griffier De voorzitter

(getekend) J. Oosterveen (getekend) E.W. Akkerman

Voor eensluidend afschrift

de griffier van de

Centrale Raad van Beroep.