Centrale Raad van Beroep, 01-06-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1074, 22/1428 AOW
Centrale Raad van Beroep, 01-06-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1074, 22/1428 AOW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 1 juni 2023
- Datum publicatie
- 14 juni 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:1074
- Zaaknummer
- 22/1428 AOW
Inhoudsindicatie
Uit de memorie van toelichting kan worden afgeleid dat geen recht bestaat in de situatie dat er al eerder recht heeft bestaan op partnertoeslag maar dit is beëindigd door een wijziging van leefvorm zoals in de situatie van appellant. Aanvraag toeslag terecht afgewezen.
Uitspraak
22/1428 AOW
Datum uitspraak: 1 juni 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 5 april 2022, 21/2710 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats 1] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 19 maart 2021 heeft de Svb het al eerder aan appellant toegekende ouderdomspensioen aangepast en met ingang van april 2021 gewijzigd naar een ouderdomspensioen voor een gehuwde pensioengerechtigde zonder partnertoeslag. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt maar de Svb is met een besluit van 4 mei 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. J.L.M.A. van Os, advocaat, hoger beroep ingesteld. Appellant heeft een nadere reactie ingediend. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 20 april 2023. Voor appellant is mr. Van Os via beeldbellen verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. N. Diamant.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Aan de orde is de vraag of appellant recht heeft op een partnertoeslag. Appellant heeft een partnertoeslag ontvangen maar de partnertoeslag is per 1 augustus 2020 beëindigd. Appellant is per 1 maart 2021 opnieuw gaan samenwonen en vlak daarna getrouwd met dezelfde partner. De vraag is of appellant gelet op artikel 8, eerste en tweede lid, van de Algemene Ouderdomswet (AOW) vanwege de wetswijziging die effect heeft per 1 januari 2015 nog in aanmerking komt voor partnertoeslag. De Raad oordeelt dat de rechtbank terecht het besluit om appellant niet in aanmerking te brengen voor een partnertoeslag in stand heeft gelaten.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant is geboren op [geboortedatum] 1947. Met ingang van [datum] 2012 is aan hem een ouderdomspensioen op grond van de AOW toegekend met een toeslag ten behoeve van zijn jongere echtgenote, [naam echtgenote] ( [naam echtgenote] ). Naar aanleiding van een melding van appellant dat hij sinds 1 augustus 2020 duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote, heeft de Svb bij besluit van 23 november 2020 het gehuwdenpensioen met toeslag met ingang van september 2020 omgezet naar een ongehuwdenpensioen zonder toeslag.
Nadat appellant aan de Svb heeft doorgegeven dat hij per 1 maart 2021 weer samenwoont met [naam echtgenote] heeft de Svb bij besluit van 19 maart 2021 aan appellant met ingang van april 2021 weer een ouderdomspensioen naar de norm van een gehuwde toegekend maar zonder partnertoeslag. Op 22 maart 2021 is appellant hertrouwd met [naam echtgenote] . Bij het bestreden besluit is het bezwaar tegen het besluit van 19 maart 2021 ongegrond verklaard. Aan dit besluit is artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, van de AOW ten grondslag gelegd.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Svb zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat appellant op grond van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, van de AOW, zoals dat sinds 1 januari 2015 geldt, geen recht heeft op toeslag. Doordat appellant opnieuw is gaan samenwonen en hertrouwen in maart 2021, wijzigde de leefvorm van appellant van ongehuwd naar gehuwd in de zin van de AOW. De Svb heeft de aanvraag van toeslag daarom terecht afgewezen.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Hij heeft betoogd dat uit artikel 8, eerste en tweede lid, van de AOW, niet volgt dat hij geen recht meer heeft op de partnertoeslag. Hiervoor is volgens appellant van belang dat zijn recht al voor 2015 is ontstaan en dat dus geen sprake is van een nieuw geval.