Centrale Raad van Beroep, 06-06-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1090, 21/4024 PW
Centrale Raad van Beroep, 06-06-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1090, 21/4024 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 6 juni 2023
- Datum publicatie
- 26 juni 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:1090
- Zaaknummer
- 21/4024 PW
Inhoudsindicatie
Terugvordering van op verkeerde rekening overgemaakte bijstand.
Appellante moet een bedrag aan bijzondere bijstand terugbetalen nadat het door een vergissing naar haar privérekening was overgemaakt, in plaats van naar de beheerrekening. Dat appellante niet in staat was om ten volle haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen en om die reden onder bewind stond, betekent niet meteen dat zij niet redelijkerwijs kon begrijpen dat de bijgeschreven bedragen niet bedoeld waren voor haar privérekening.
Uitspraak
21/4024 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 4 oktober 2021, 21/2249 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 6 juni 2023
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 21 december 2020 heeft het college de kosten van bijzondere bijstand tot een bedrag van € 1.040,61 van appellante teruggevorderd. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt maar het college is met een besluit van 17 maart 2021 (bestreden besluit) bij de terugvordering gebleven.
Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. M. Shaaban, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de Raad de zaak niet behandeld op een zitting en het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
In deze zaak gaat het om een bedrag aan bijzondere bijstand dat appellante moet terugbetalen nadat het door een vergissing naar haar privérekening was overgemaakt, in plaats van naar de beheerrekening. Volgens het college had appellante moeten begrijpen dat zij deze bedragen ten onrechte op haar privérekening kreeg. Appellante meent dat zij dit niet kon begrijpen omdat zij juist onder bewind staat door haar onvermogen om haar financiële belangen te behartigen. De Raad komt tot het oordeel dat het appellante redelijkerwijs duidelijk had moeten zijn dat de bijschrijvingen op haar privérekening een vergissing waren en dat het college daarom deze bedragen van haar mocht terugvorderen.