Centrale Raad van Beroep, 20-07-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1484, 22 / 403 ANW
Centrale Raad van Beroep, 20-07-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1484, 22 / 403 ANW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 20 juli 2023
- Datum publicatie
- 4 augustus 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:1484
- Zaaknummer
- 22 / 403 ANW
Inhoudsindicatie
De nabestaandenuitkering terecht herzien en teruggevorderd over de periode mei 2020 tot en met maart 2021. Geen sprake van ongerechtvaardigde ongelijke behandeling. Door haar verhuizing naar België en het gaan werken in België is appellante onderworpen geraakt aan de Belgische wetgeving. Geen sprake van dringende redenen in kader van terugvordering.
Uitspraak
22/403 ANW
Datum uitspraak: 20 juli 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
23 december 2022, 21/3511 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats], België (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.C. Dabekaussen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 juni 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Dabekaussen. Zij hebben via een videoverbinding deelgenomen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Appellante ontvangt van de Svb een nabestaandenuitkering. Ze is naar België verhuisd en is daar gaan werken. Appellante is arbeidsongeschikt geworden en heeft in België een primaire arbeidsongeschiktheidsuitkering en een invaliditeitsuitkering ontvangen. De Svb heeft deze laatste uitkering volledig verrekend met de nabestaandenuitkering en het teveel betaalde teruggevorderd. Volgens de rechtbank en de Raad is dit terecht gebeurd.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante ontvangt sinds september 2012 een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). Op 30 april 2018 heeft appellante aan de Svb doorgegeven dat zij op 23 mei 2018 naar België zal verhuizen. Ze heeft in september 2018 gemeld dat ze per 20 september 2018 in België werkzaamheden in loondienst gaat verrichten. Omdat inkomsten uit arbeid van invloed kunnen zijn op de hoogte van de nabestaandenuitkering, heeft de Svb appellante regelmatig om loongegevens gevraagd. Dit heeft steeds niet geleid tot substantiële wijzigingen in de hoogte van haar nabestaandenuitkering.
Uit de op 13 april 2020 ingezonden stukken blijkt dat appellante vanaf 11 december 2019 een primaire arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt in België. Op 16 december 2020 en 25 januari 2021 heeft de Svb nieuwe inkomensgegevens opgevraagd. Daaruit blijkt onder meer dat appellante vanaf 20 november 2020 vanuit België een invaliditeitsuitkering ontvangt.
In een tweetal besluiten van 1 april 2021 heeft de Svb appellante laten weten dat de nabestaandenuitkering over de periode mei 2020 tot en met maart 2021 wordt herzien, dat zij € 6.548,44 teveel heeft ontvangen en dat zij dit terug moet betalen. Dit is enerzijds gebaseerd op de verhoging van het dagbedrag van de primaire arbeidsongeschiktheidsuitkering (ziektewetuitkering) per mei 2020 en vanaf november 2020 gebaseerd op de omstandigheid dat een invaliditeitsuitkering op een andere manier dan een primaire arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt verrekend met een nabestaandenuitkering. In een besluit van 21 mei 2021 (bestreden besluit) is het bezwaar hiertegen door de Svb ongegrond verklaard. De Svb heeft daarbij overwogen dat de invaliditeitsuitkering van appellante een langdurige arbeidsongeschiktheidsuitkering is, vergelijkbaar met een Nederlandse WIAuitkering1 en daarom volledig op de nabestaandenuitkering gekort moet worden.