Centrale Raad van Beroep, 08-08-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1531, 20 / 2806 PW
Centrale Raad van Beroep, 08-08-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1531, 20 / 2806 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 8 augustus 2023
- Datum publicatie
- 16 augustus 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:1531
- Zaaknummer
- 20 / 2806 PW
Inhoudsindicatie
Buitenbehandelingstelling aanvraag. Belangenafweging. Gewijzigde rechtspraak ziet alleen op alsnog verstrekken gevraagde gegevens in bezwaarfase. In de uitspraak van 13 december 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2793 heeft de Raad geoordeeld dat als na een buitenbehandelingstelling met toepassing van artikel 4:5 van de Awb de gevraagde gegevens in de bezwaarperiode alsnog zijn overgelegd, het college bevoegd is om de buitenbehandelingstelling te handhaven, maar daartoe niet verplicht is. Het college heeft dan de ruimte om alsnog inhoudelijk te beslissen op de aanvraag. Dit betekent dat het college bij de beslissing om de buitenbehandelingstelling te handhaven een belangenafweging moet maken. Deze uitspraak ziet expliciet alleen op de situatie dat in de bezwaarfase de ontbrekende gegevens worden verschaft. De nadien overgelegde stukken heeft een bijstandverlenende instantie niet bij haar beslissing op bezwaar kunnen betrekken en die kunnen dus de daarbij gemaakte belangenafweging achteraf niet onjuist maken, terwijl die bijstandverlenende instantie in beroep en hoger beroep niet gehouden is de belangenafweging opnieuw te maken in het licht van de na de beslissing op bezwaar overgelegde gegevens. In dit geval is het ontbrekende bankafschrift echter niet in de bezwaarfase overgelegd, maar eerst in hoger beroep.
Uitspraak
20/2806 PW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 29 juni 2020, 20/13 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Lelystad (college)
Datum uitspraak: 8 augustus 2023
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 28 maart 2019 heeft het college de aanvraag van appellant om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) buiten behandeling gesteld. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 3 december 2019 (bestreden besluit) bij de buitenbehandelingstelling gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. J.S. Vlieger, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De enkelvoudige kamer van de Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 17 januari 2023. Voor appellant is verschenen S. Aarsman, juridisch medewerker van het kantoor van de gemachtigde van appellant. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
Het onderzoek is na de zitting heropend. De enkelvoudige kamer heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
Partijen hebben niet binnen de gestelde termijn te kennen gegeven gebruik te willen maken van het recht ter zitting te worden gehoord. De Raad heeft vervolgens met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Awb bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek gesloten.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
In deze zaak beoordeelt de Raad de buitenbehandelingstelling van een aanvraag van appellant om bijzondere bijstand. Het college heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat appellant geen bankafschriften over de maand december 2018 heeft ingeleverd. Eerst in hoger beroep heeft appellant het ontbrekende bankafschrift overgelegd. De Raad is van oordeel dat het college terecht heeft beslist dat het overleggen van bankafschriften nodig was om een beslissing op de aanvraag te kunnen nemen. Het college was daarom bevoegd om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Omdat het college ten tijde van de heroverweging in bezwaar niet over alle bankafschriften beschikte, heeft het bij afweging van alle betrokken belangen redelijkerwijs kunnen beslissen om de buitenbehandelingstelling te handhaven. Het daarna overgelegde afschrift heeft het college niet bij die beslissing kunnen betrekken. Die latere overlegging kan de gemaakte belangenafweging achteraf niet onjuist maken. Het college is ook niet gehouden in beroep en hoger beroep de belangenafweging opnieuw te maken en daarbij het overgelegde bankafschrift te betrekken.