Centrale Raad van Beroep, 14-09-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1810, 22/3286 ANW
Centrale Raad van Beroep, 14-09-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1810, 22/3286 ANW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 14 september 2023
- Datum publicatie
- 3 oktober 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:1810
- Zaaknummer
- 22/3286 ANW
Inhoudsindicatie
Herzieningsverzoek afwijzing ANW-uitkering. De postuum toegekende AAW/WAZ-uitkering heeft niet geleid tot verzekering voor de ANW van echtgenoot op de dag van zijn overlijden. De echtgenoot is uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen en heeft Nederland verlaten.
Uitspraak
22/3286 ANW
Datum uitspraak: 14 september 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 7 september 2022, 21/4999 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] , Turkije (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 21 januari 2021 heeft de Svb het verzoek om herziening van het besluit van 20 januari 2000 afgewezen. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt maar de Svb is met een besluit van 2 september 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing gebleven.
Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard, de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante en de Svb opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden.
Namens appellante heeft mr. W.G.H. van de Wetering hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Svb heeft vragen van de Raad beantwoord. Appellante heeft hierop gereageerd.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 3 augustus 2023. Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Van de Wetering en haar zoon [naam zoon 1] . De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.M. Mulder.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Appellante heeft verzocht om herziening van een eerder besluit tot afwijzing van een ANWuitkering. De postuum en met terugwerkende kracht toegekende AAW/WAZ-uitkering aan de echtgenoot van appellante wordt door de Svb aangemerkt als een novum, maar leidt niet tot herziening van het eerdere besluit. Ook de Raad is van oordeel dat de toegekende AAW/WAZ-uitkering niet heeft geleid tot verzekering voor de ANW van de echtgenoot op de dag van zijn overlijden. Het verzoek om herziening is daarom terecht afgewezen.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante woont in Turkije en is geboren op [geboortedatum 1] 1963. Zij is op [datum huwelijk] 1995 gehuwd met [naam echtgenoot] ( [naam echtgenoot] ). Op [geboortedatum 2] 1996 is hun zoon [naam zoon 2] geboren. [naam echtgenoot] is op [datum overlijden] 1999 in Nederland overleden. De aanvraag van appellante om een nabestaandenuitkering op grond van de ANW1 is bij besluit van 20 januari 2000 afgewezen, omdat [naam echtgenoot] ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Vastgesteld is dat [naam echtgenoot] op [datum] 1996 vanuit Nederland naar Turkije is vertrokken en op het moment van zijn overlijden geen ingezetene van Nederland meer was. [naam echtgenoot] was ook niet op grond van arbeid verzekerd voor de ANW. Ook was hij niet verzekerd volgens Turkse wetgeving. Dit afwijzingsbesluit is komen vast te staan met een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 16 juli 2004.2
Op 2 november 2020 heeft appellante een verzoek om herziening gedaan van het besluit van 20 januari 2000. Aan dit verzoek is ten grondslag gelegd dat appellante er pas onlangs van op de hoogte is gesteld dat aan haar echtgenoot postuum en met terugwerkende kracht vanaf 17 november 1997 een uitkering op grond van de AAW3 en vervolgens WAZ4 is toegekend. Volgens appellante was [naam echtgenoot] hierdoor op de dag van zijn overlijden verzekerd voor de ANW.
Het verzoek om herziening is door de Svb afgewezen bij besluit van 21 januari 2021. Het bezwaar tegen dit besluit is in het bestreden besluit ongegrond verklaard. Volgens de Svb is er geen sprake van nieuwe feiten of omstandigheden (nova) of een onmiskenbaar onjuist besluit.
Tijdens de procedure bij de rechtbank heeft de Svb te kennen gegeven dat de toekenning van de AAW/WAZ-uitkering aan [naam echtgenoot] wel wordt aangemerkt als een nieuw feit, maar dat [naam echtgenoot] op grond van deze postuum toegekende uitkering niet verzekerd is geraakt voor de volksverzekeringen. Appellante heeft daarom geen recht op een ANW-uitkering.
Uitspraak van de rechtbank
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. In verband met de tijdens de beroepsprocedure gewijzigde motivering van het bestreden besluit heeft de rechtbank de Svb veroordeeld in de proceskosten van appellante in beroep en de Svb opgedragen het griffierecht aan appellante te vergoeden. Volgens de rechtbank heeft de Svb terecht vastgesteld dat [naam echtgenoot] op de datum van zijn overlijden niet verzekerd was in de zin van de ANW. In de vorige procedure is al vastgesteld dat [naam echtgenoot] door zijn vertrek naar Turkije op [datum] 1996 ten tijde van zijn overlijden op [datum overlijden] 1999 geen ingezetene van Nederland (meer) was en niet gebleken is dat dit een onjuist oordeel was. De postume toekenning van de AAW/WAZ-uitkering per 17 november 1997 maakt dat niet anders. Ook was [naam echtgenoot] niet verzekerd voor de ANW op grond van artikel 26 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746)5 omdat niet voldaan is aan de voorwaarde dat [naam echtgenoot] op de dag van zijn vertrek naar Turkije recht had op de WAZuitkering.
Het standpunt van appellante
Volgens appellante was [naam echtgenoot] op de datum van vertrek naar Turkije arbeidsongeschikt, wat na de wachttijd van 52 weken is uitgemond in een AAW/WAZ-uitkering. Hierdoor was er een economische band met Nederland, ook gedurende de wachttijd, op grond waarvan hij verzekerd was voor de ANW. Een andere uitleg zou betekenen dat een ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen de zelfstandige en de werknemer die wel recht heeft op loondoorbetaling of een Ziektewetuitkering. Bovendien leidt de beoordeling van de Svb tot een bijzondere hardheid. Verder heeft appellante betoogd dat de rechtbank ten onrechte geen vergoeding van de kosten in bezwaar heeft uitgesproken.
Het standpunt van de Svb
De Svb is het eens met de uitspraak van de rechtbank. In reactie op vragen van de Raad heeft de Svb te kennen gegeven dat de echtgenoot van appellante ook niet op grond van artikel 7 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1989 (KB 164)6 vanaf zijn vertrek uit Nederland verzekerd is gebleven. Volgens de Svb is dit artikel niet van toepassing op zelfstandigen en was er ook overigens geen sprake van een tijdelijke onderbreking van de arbeid.