Centrale Raad van Beroep, 12-10-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1885, 22/3268 NOW
Centrale Raad van Beroep, 12-10-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1885, 22/3268 NOW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 12 oktober 2023
- Datum publicatie
- 19 oktober 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:1885
- Zaaknummer
- 22/3268 NOW
Inhoudsindicatie
NOW-1. Subsidievaststelling. Loonkosten zieke werknemer. Voorzienbare beëindiging dienstbetrekking.
Uitspraak
22/3268 NOW
Datum uitspraak: 12 oktober 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 12 september 2022, 22/1017 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (minister)
[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 16 december 2021 heeft de minister de definitieve tegemoetkoming (verder ook wel subsidie) aan betrokkene op grond van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1) vastgesteld op € 0,- en een bedrag van € 21.258,- aan al betaald voorschot van betrokkene teruggevorderd. Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar de minister is met een besluit van 27 januari 2022 (bestreden besluit) bij de vaststelling en terugvordering gebleven.
Betrokkene heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, het besluit van 16 december 2021 herroepen en de definitieve tegemoetkoming vastgesteld op € 4.626,60 en de hoogte van de terugvordering op € 16.631,40.
Namens de minister heeft de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft vragen gesteld aan de minister. De minister heeft hierop gereageerd. Betrokkene heeft een reactie ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 31 augustus 2023. Voor de minister is verschenen mr. dr. J.H. Ermers, medewerker van het Uwv. Voor betrokkene is verschenen M.B. Vossen.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Het gaat in deze zaak over de definitieve vaststelling van de subsidie voor loonkosten op grond van de NOW-1. De minister heeft voor betrokkene de subsidie vastgesteld op € 0,-, onder meer omdat de loonsom in de subsidieperiode was gedaald ten opzichte van de referentiemaand. Het belang van betrokkene weegt volgens de rechtbank in dit geval zwaarder dan het belang van de minister en de rechtbank heeft daarom de subsidie vastgesteld op € 4.626,60. De minister is het hier niet mee eens. De Raad volgt de rechtbank op beide punten niet. De minister heeft dus terecht de subsidie vastgesteld op € 0,-.