Centrale Raad van Beroep, 12-10-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1887, 22/3701 WIA
Centrale Raad van Beroep, 12-10-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1887, 22/3701 WIA
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 12 oktober 2023
- Datum publicatie
- 19 oktober 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:1887
- Zaaknummer
- 22/3701 WIA
Inhoudsindicatie
Terecht weigering IVA-uitkering. Geen sprake van duurzaam volledige arbeidsongeschiktheid.
Uitspraak
22/3701 WIA
Datum uitspraak: 12 oktober 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 31 oktober 2022, 21/6215 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 24 juni 2020 heeft het Uwv de eerder aan appellant toegekende loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 3 september 2020 omgezet in een loonaanvullingsuitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv is met een besluit van 11 november 2021 (bestreden besluit) bij deze omzetting gebleven. Dit betekent dat appellant niet in aanmerking komt voor een IVA-uitkering.
Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. N. van Bremen, advocaat, hoger beroep ingesteld en nadere stukken ingediend. Het Uwv heeft een verweerschrift en nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 31 augustus 2023. Namens appellant is mr. Van Bremen verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.C. Puister.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht heeft geweigerd appellant per 3 september 2020 een IVA-uitkering toe te kennen, omdat de volledige arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is. Volgens appellant zijn de beperkingen duurzaam. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv terecht heeft geweigerd een IVA-uitkering toe te kennen.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant heeft voor het laatst gewerkt als stagiair op basis van een stageovereenkomst BBL voor 40 uur per week. Op 6 april 2018 heeft hij zich, na een bedrijfsongeval, ziekgemeld met linkerhand- en armklachten. Later zijn ook psychische klachten ontstaan en bleek sprake te zijn van relapsing remitting MS (RRMS). Nadat appellant een aanvraag om een WIAuitkering heeft ingediend, heeft onderzoek plaatsgevonden door een arts van het Uwv. Deze arts heeft vastgesteld dat appellant een onvermogen heeft in het persoonlijk en sociaal functioneren als gevolg van een ernstige psychische stoornis en heeft geconcludeerd dat appellant niet beschikt over benutbare mogelijkheden. Het Uwv heeft vervolgens bij besluit van 22 april 2020 aan appellant met ingang van 3 april 2020 tot en met 2 september 2020 een loongerelateerde WGA-uitkering op grond van de Wet WIA toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
1.2.Bij besluit van 24 juni 2020 heeft het Uwv de loongerelateerde WGA-uitkering van appellant per 3 september 2020 omgezet in een loonaanvullingsuitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
In de bezwaarfase heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzoek gedaan en een rapport opgesteld. Het Uwv heeft op basis hiervan het standpunt ingenomen dat appellant volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 8 november 2021 inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom ten tijde van de datum hier in geding, 3 september 2020, geen sprake was van een situatie waarin de volledige arbeidsongeschiktheid van appellant moet worden geacht duurzaam te zijn. De rechtbank heeft, gelet op de motivering in de rapporten van 8 november 2021 en 28 februari 2022 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, geen aanleiding gezien voor het oordeel dat lichamelijk onderzoek had moeten plaatsvinden. Voor de stelling van appellant dat het Uwv zijn klachten onvoldoende heeft onderkend of dat er sprake is van onderlinge of kruisverbanden tussen zijn aandoeningen waardoor er sprake is van duurzaamheid heeft de rechtbank geen aanknopingspunten gezien.
Het hoger beroep van appellant
Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft wat betreft de verrichte medische beoordeling in de eerste plaats gesteld dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest omdat geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Dat was wel aan de orde, gelet op de samenloop van lichamelijke beperkingen, RRMS en psychisch lijden. Appellant heeft zich verder op het standpunt gesteld dat, omdat in bezwaar een algehele heroverweging ex nunc aan de orde is, de datum in geding eind oktober 2021 is (de periode waarin de hoorzitting plaatsvond). Uitgaande van de datum in geding eind oktober 2021, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep ‘oude’ medische informatie betrokken bij de beoordeling en had nadere uitvraag bij de behandelend sector in de rede gelegen. Appellant heeft verder betoogd dat hij in verband met zijn psychische problemen, de klachten aan zijn hand/arm, en de vastgestelde RRMS duurzame beperkingen heeft en als gevolg daarvan volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is en recht heeft op een IVA-uitkering. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft appellant (onder meer) gewezen op het (in het kader van de letselschadeafwikkeling opgemaakte) medisch advies van 7 februari 2023 van verzekeringsarts D. van der Ent en op een groot aantal medische stukken van onder meer neurologen en behandelaars van PsyQ en GGZ Delfland. Tot slot heeft appellant de Raad verzocht een onafhankelijk deskundige in te schakelen.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. In dat kader heeft het Uwv gewezen op een rapport van 3 augustus 2023 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en een door deze arts opgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 3 augustus 2023 waarin alleen de duurzame beperkingen zijn opgenomen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van deze FML vijf functies voor appellant geselecteerd en vastgesteld dat sprake is van een mate van arbeidsongeschiktheid van 0%.