Centrale Raad van Beroep, 26-09-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1903, 22/1955 PW
Centrale Raad van Beroep, 26-09-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1903, 22/1955 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 26 september 2023
- Datum publicatie
- 17 oktober 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:1903
- Zaaknummer
- 22/1955 PW
Inhoudsindicatie
Toekenning bijstand. Ingangsdatum. Geen bijzondere omstandigheden voor toekenning met ingang van eerdere datum.
Het Uwv heeft in het besluit van 24 november 2020, waarbij de toeslag is toegekend, uitgelegd dat de toeslag die in aanvulling op de WIA-uitkering is toegekend niet hoog genoeg is om op het sociaal minimum uit te komen en gewezen op de mogelijkheid om aanvullende bijstand aan te vragen. Appellant zijn keuze om zich niet zo spoedig mogelijk na dit besluit bij het college te melden, maar eerst de uitkomst van de bezwaarprocedure bij het Uwv af te wachten, komt voor zijn rekening en risico. Deze keuze vormt geen bijzondere omstandigheid die bijstandverlening met terugwerkende kracht rechtvaardigt. Dat appellant niet op de hoogte was van de vaste gedragslijn van het college op grond waarvan sprake kan zijn van bijzondere omstandigheden als de melding plaatsvindt binnen tien werkdagen na de besluitvorming over een andere uitkering, maakt dit niet anders. Het behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van appellant om tijdig een aanvraag om bijstand in te dienen of zich tot het college te wenden voor nadere informatie.
Uitspraak
22/1955 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 mei 2022, 22/93 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
Datum uitspraak: 26 september 2023
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 17 juni 2021 heeft het college met ingang van 25 mei 2021 aan appellant en zijn partner bijstand toegekend naar de norm voor gehuwden. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 29 november 2021 (bestreden besluit) bij het besluit gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. W.H. van Zundert, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend. Appellant heeft nadere stukken ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 4 juli 2023. Voor appellant heeft mr. Van Zundert via videobellen aan de zitting deelgenomen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Hielkema.
Samenvatting
Het gaat in deze zaak om de ingangsdatum van de bijstand. Het college heeft de bijstand toegekend met ingang van 25 mei 2021. Dat is de datum waarop appellant en zijn partner zich voor bijstand hebben gemeld en een aanvraag om aanvullende bijstand hebben gedaan. Appellant wil een eerdere ingangsdatum op 29 oktober 2020, zodat de bijstand aansluit op de ingangsdatum van zijn WIA-uitkering met toeslag. Appellant krijgt in hoger beroep geen gelijk. Bijzondere omstandigheden op grond waarvan de bijstand met terugwerkende kracht had moeten worden toegekend zijn er niet.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant werkte in loondienst toen hij door ziekte uitviel. Tijdens de eerste twee ziektejaren heeft zijn werkgever het loon (gedeeltelijk) doorbetaald. In aanvulling op de loonbetalingen ontving appellant een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (Uwv). Nadat appellant twee jaar ziek was geweest, heeft het Uwv met een besluit van 5 oktober 2020 aan hem een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend met ingang van 29 oktober 2020. In aanvulling daarop heeft het Uwv met een besluit van 24 november 2020 opnieuw een toeslag op grond van de TW aan appellant toegekend met ingang van 1 november 2020. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het Uwv, omdat hij vond dat zijn WIA-uitkering en de toeslag te laag waren vastgesteld. Met een beslissing op bezwaar van 12 mei 2021 heeft het Uwv de bezwaren ongegrond verklaard.
Na zich te hebben gemeld op 25 mei 2021 hebben appellant en zijn partner op diezelfde datum een aanvraag om aanvullende bijstand op grond van de Participatiewet (PW) ingediend, met als gewenste ingangsdatum 29 oktober 2020.
Met een besluit van 17 juni 2021 heeft het college met ingang van 25 mei 2021 aan appellant en zijn partner bijstand naar de norm voor gehuwden toegekend. Met het bestreden besluit is het college bij dit besluit gebleven. Volgens het college zijn er geen bijzondere omstandigheden die een eerdere ingangsdatum van de bijstand rechtvaardigen. Op grond van een vaste gedragslijn van het college kan sprake zijn van bijzondere omstandigheden als een andere uitkering is afgewezen of ingetrokken en de betrokkene zich binnen tien werkdagen daarna meldt om bijstand aan te vragen. Dit heeft appellant niet gedaan. Dat appellant mogelijk niet op de hoogte was van deze vaste gedragslijn, maakt dit niet anders. Ook voor het overige heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.