Home

Centrale Raad van Beroep, 03-10-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1939, 21/1801 PW & 21 / 2760 PW

Centrale Raad van Beroep, 03-10-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1939, 21/1801 PW & 21 / 2760 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
3 oktober 2023
Datum publicatie
24 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:1939
Zaaknummer
21/1801 PW & 21 / 2760 PW

Inhoudsindicatie

Intrekking en terugvordering van bijstand. Geldbedragen en hennepdrogerij. Indruisregel. De verklaringen die appellante bij de politie heeft afgelegd, mochten door het college aan de besluitvorming ten grondslag worden gelegd. Ook als de informatie uit het strafdossier over appellante in strijd met bepalingen van de Wpg aan het college is verstrekt, zou gebruik daarvan door het college slechts onrechtmatig zijn indien dit zozeer indruist tegen wat van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht. Dat is hier niet het geval.

Appellante heeft de inlichtingenverplichting geschonden door niet te melden dat zij en X forse geldbedragen hebben ontvangen en dat er een hennepdrogerij en een groot bedrag aan contanten in hun woning aanwezig was. De herkomst en de omvang van het merendeel van de bedragen die appellante en X hebben ontvangen en/of in hun bezit hadden is onduidelijk gebleven, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.

Uitspraak

21/1801 PW, 21/2760 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 14 april 2021, 19/2967 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Nuenen, Gerwen en Nederwetten (college)

Datum uitspraak: 3 oktober 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 14 februari 2019 heeft het college de bijstand van appellante en haar toenmalige partner (X) vanaf 1 oktober 2018 ingetrokken. Op 6 mei 2019 heeft het college schriftelijk een nadere motivering gegeven van dit besluit. Met een besluit van 19 maart 2019 heeft het college de bijstand van appellante en X vanaf 19 januari 2010 ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand over de periode van 19 januari 2010 tot en met 30 september 2018 tot een bedrag van € 177.142,31 van appellante en X teruggevorderd. Appellante heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt maar het college is met een besluit van 15 oktober 2019 (bestreden besluit) bij de intrekking gebleven. Het terug te vorderen bedrag is aangepast naar € 169.141,91.

Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellante heeft mr. J. Jansen, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend en incidenteel hoger beroep ingesteld.

In reactie op het incidenteel hoger beroep heeft mr. Jansen een zienswijze ingediend.

Partijen hebben nadere stukken ingezonden.

Het onderzoek ter zitting heeft, gelijktijdig met de zaken 21/1848 PW en 21/2761 PW, plaatsgevonden op 27 juni 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. J. Engels, kantoorgenoot van mr. Jansen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.M.M. van Mil en W. Verhallen. In de zaken 21/1848 PW en 21/2761 PW is heden afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak beoordeelt de Raad of het college de bijstand van appellante op goede gronden heeft ingetrokken en teruggevorderd. De Raad komt in navolging van de rechtbank tot het oordeel dat appellante de inlichtingenverplichting heeft geschonden door niet te melden dat zij en X forse geldbedragen hebben ontvangen en dat er een hennepdrogerij en een groot bedrag aan contanten in hun woning aanwezig was. De verklaringen die appellante bij de politie heeft afgelegd, mochten door het college aan de besluitvorming ten grondslag worden gelegd. De herkomst en de omvang van het merendeel van de bedragen die appellante en X hebben ontvangen en/of in hun bezit hadden is onduidelijk gebleven, waardoor het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Dit betekent dat de intrekking en terugvordering van de bijstand in stand blijven.

Inleiding

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels