Centrale Raad van Beroep, 10-10-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1953, 21/4436 PW
Centrale Raad van Beroep, 10-10-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1953, 21/4436 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 10 oktober 2023
- Datum publicatie
- 30 oktober 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:1953
- Zaaknummer
- 21/4436 PW
Inhoudsindicatie
Toekenning bijstand. Hoogte. Algemene heffingskorting terecht als middel in aanmerking genomen. Weigering bijzondere bijstand. Kosten ten tijde van aanvraag al voldaan. Terecht geen vergoeding bezwaar- en proceskosten voor optreden bewindvoerder. Het college heeft terecht geen bezwaarkostenvergoeding toegekend en de rechtbank heeft terecht geen aanleiding heeft gezien voor een proceskostenveroordeling. Uit artikel 1, aanhef en onder a, Bpb volgt dat een veroordeling in de kosten uitsluitend betrekking kan hebben op kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Uit artikel 1:438, eerste lid, BW volgt dat tijdens het bewind het beheer over de onder bewind staande goederen niet toekomt aan de rechthebbende maar aan de bewindvoerder. Op grond van artikel 8:21, eerste lid, Awb worden natuurlijke personen die onbekwaam zijn om in rechte te staan, in het geding vertegenwoordigd door hun vertegenwoordigers naar burgerlijk recht. Hieruit volgt dat het optreden als wettelijk vertegenwoordiger in een geding een taak is van een bewindvoerder die rechtstreeks voortvloeit uit de wet. De bewindvoerder en X – als vertegenwoordiger van de bewindvoerder – zijn in zoverre niet aan te merken als een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, Bpb.
Uitspraak
21/4436 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 november 2021, 20/5807 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland (college)
Datum uitspraak: 10 oktober 2023
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 28 april 2020 (besluit 1) heeft het college de aanvraag van appellante om algemene bijstand op grond van de Participatiewet (PW) afgewezen. Met drie aparte besluiten van 4 mei 2020 (besluit 2 tot en met 4) heeft het college de aanvragen van appellante om bijzondere bijstand voor de maandelijkse kosten van bewindvoering en mentorschap en waskosten afgewezen. Namens appellante heeft de bewindvoerder van appellante tegen deze besluiten bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 1 oktober 2020 (bestreden besluit 1) bij de afwijzingen van de aanvragen gebleven.
Namens appellante heeft haar bewindvoerder tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in een tussenuitspraak geoordeeld dat bestreden besluit 1 niet goed gemotiveerd is en heeft het college in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen door bestreden besluit 1 aanvullend te motiveren of een nieuwe beslissing op de bezwaren van appellante te nemen.
Het college heeft uitvoering gegeven aan de tussenuitspraak van de rechtbank door met een besluit van 14 september 2021 (bestreden besluit 2) bestreden besluit 1 in te trekken en de besluiten 1 tot en met 4 (deels) te herroepen. Het college heeft appellante over de periode van 16 januari 2020 tot 1 mei 2020 algemene bijstand toegekend naar de norm voor een alleenstaande die in een inrichting verblijft. Het college heeft hierbij de voorlopige teruggave van de algemene heffingskorting die appellante van de Belastingdienst maandelijks ontving op de bijstand in mindering gebracht. Ook heeft het college appellante bijzondere bijstand toegekend voor de maandelijkse kosten van bewindvoering en mentorschap over de periode van 12 november 2019 tot 1 mei 2020 en bijzondere bijstand voor waskosten over de periode van 1 december 2019 tot 1 mei 2020. Het college heeft de aanvraag om bijzondere bijstand voor waskosten over de periode van 12 november 2019 tot en met 30 november 2019 afgewezen. Het college heeft het verzoek om een bezwaarkostenvergoeding afgewezen.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep tegen bestreden besluit 1 nietontvankelijk verklaard en het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond verklaard. De rechtbank heeft bestreden besluit 2 vernietigd voor zover dit besluit ziet op de ingangsdatum van de algemene bijstand en de hoogte van de bijzondere bijstand voor de maandelijkse kosten van bewindvoering en mentorschap. De rechtbank heeft op deze onderdelen zelf in de zaak voorzien. De rechtbank heeft bestreden besluit 2 voor het overige in stand gelaten. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
Namens appellante heeft haar bewindvoerder hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 29 augustus 2023. Appellante en de bewindvoerder zijn vertegenwoordigd door [naam] . Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door T. Baltus.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
In deze zaak beoordeelt de Raad of de hoogte van de aan appellante toegekende algemene bijstand juist is vastgesteld en de aanvraag om bijzondere bijstand voor waskosten over de periode van 12 november 2019 tot en met 30 november 2019 terecht is afgewezen. Ook beoordeelt de Raad of het college terecht geen bezwaarkostenvergoeding heeft toegekend en of de rechtbank terecht geen proceskostenveroordeling heeft uitgesproken. De Raad oordeelt dat dat allemaal het geval is.