Home

Centrale Raad van Beroep, 24-10-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1963, 23/978 PW

Centrale Raad van Beroep, 24-10-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1963, 23/978 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
24 oktober 2023
Datum publicatie
30 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:1963
Zaaknummer
23/978 PW

Inhoudsindicatie

Beroep tegen niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk. Besluit al genomen. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig beslissen terecht niet-ontvankelijk verklaard maar niet op de juiste grond. Het beroep had niet-ontvankelijk moeten worden verklaard op de grond dat het besluit als was genomen op het moment dat het beroep werd ingesteld. Dat appellant – naar eigen zeggen – niet wist dat het college dit besluit had genomen en hij het pas heeft ontvangen op 3 februari 2023 via de rechtbank, doet er niet aan af dat het college het besluit al had genomen op 28 december 2022. De rechtbank heeft verzuimd te beslissen op het beroep dat, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, mede betrekking heeft op het alsnog genomen besluit. Het college heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief waartegen het bezwaar was gericht, geen besluit is.

Uitspraak

23/978 PW

Datum uitspraak: 24 oktober 2023

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 maart 2023, 23/439 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Arnhem (college)

PROCESVERLOOP

Met een e-mailbericht van 16 september 2022 heeft een medewerker van de gemeente Arnhem appellant geïnformeerd dat het college niet zal voldoen aan zijn verzoek het vakantiegeld over de jaren 2010 tot en met 2014 direct aan hem uit te betalen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Op 9 december 2022 heeft appellant het college in gebreke gesteld voor het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar.

Met een besluit van 28 december 2022 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar nietontvankelijk verklaard.

Op 16 januari 2023 heeft appellant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar.

De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen het daarmee eens zijn, heeft de Raad de zaak niet behandeld op een zitting en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In deze zaak beoordeelt de Raad of de rechtbank terecht het beroep van appellant tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat het beroep prematuur is ingesteld. De Raad komt tot het oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is om een andere reden. Omdat het college al een beslissing op bezwaar had genomen, had de rechtbank om die reden het beroep niet-ontvankelijk moeten verklaren. In het dictum van de rechtbank stond niets over het beroep tegen het bestreden besluit. In zoverre vernietigt de Raad daarom de aangevallen uitspraak. De Raad komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

In 2010 tot en met 2014 heeft de deurwaarder beslag gelegd op het vakantiegeld van appellant. Het college heeft appellant toen geïnformeerd dat hij zich tot de deurwaarder kon wenden als hij het niet eens was met het beslag. Appellant heeft aan het college gevraagd om restitutie van deze gelden. Bij brief van 17 februari 2022 heeft het college aan appellant laten weten dat appellant zich hiervoor tot de deurwaarder moet wenden. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het college heeft dit bezwaar met een besluit van 9 maart 2022 nietontvankelijk verklaard. Met een uitspraak van 17 augustus 2022 heeft de rechtbank zich onbevoegd geacht om kennis te nemen van deze zaak.1

1.2.

Op 28 augustus 2022 heeft appellant het college opnieuw verzocht de ten onrechte ingehouden vakantiegelden over de jaren 2010 tot en met 2014 aan hem terug te betalen.

1.3.

Met een e-mailbericht van 16 september 2022 heeft een medewerker van de gemeente Arnhem appellant geïnformeerd dat het college niet zal voldoen aan zijn verzoek. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt.

1.4.

Op 9 december 2022 heeft appellant het college in gebreke gesteld voor het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar.

1.5.

Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. De reden hiervan is dat volgens het college het bezwaar niet is gericht tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Omdat het verzoek van appellant geen aanvraag is, kan er geen sprake zijn van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen.

1.6.

Op 16 januari 2023 heeft appellant beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar.

De uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Omdat een commissie is ingesteld als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb, was het college gehouden om binnen twaalf weken te beslissen, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken. Het college moest uiterlijk op 23 januari 2023 beslissen. Appellant heeft op 16 januari 2023, dus te vroeg, beroep ingesteld. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat het college het bezwaar van appellant op terechte gronden niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is alleen al om die reden ongegrond.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels