Home

Centrale Raad van Beroep, 02-11-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2009, 22/3216 AOW

Centrale Raad van Beroep, 02-11-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2009, 22/3216 AOW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
2 november 2023
Datum publicatie
7 november 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:2009
Zaaknummer
22/3216 AOW

Inhoudsindicatie

De Svb heeft het AOW-pensioenoverzicht van appellant correct vastgesteld. De Raad oordeelt dat tot 1 april 2012 op appellant alleen de Zwitserse wetgeving van toepassing was. Vanaf 1 april 2012 viel appellant onder de Nederlandse wetgeving maar was hij op zijn verzoek uitgesloten van de Nederlandse volksverzekeringen. Hij heeft de Svb niet gevraagd daarvan terug te komen.

Uitspraak

22/3216 AOW

Datum uitspraak: 2 november 2023

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 augustus 2022, 20/3786 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

SAMENVATTING

In deze uitspraak beoordeelt de Raad of de Svb het AOW-pensioenoverzicht van appellant correct heeft vastgesteld. De Raad oordeelt dat tot 1 april 2012 op appellant alleen de Zwitserse wetgeving van toepassing was. Appellant woonde toen in Nederland en werkte in dienst van een in Zwitserland gevestigde werkgever op een zeeschip dat voer onder de vlag van een derde land. Vanaf 1 april 2012 viel appellant onder de Nederlandse wetgeving maar was hij op zijn verzoek uitgesloten van de Nederlandse volksverzekeringen. Hij heeft de Svb niet gevraagd daarvan terug te komen en de Svb is er op het pensioenoverzicht terecht van uitgegaan dat appellant tijdens de periode van uitsluiting niet verzekerd was.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft [naam] hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 september 2023. Namens appellant is [naam waarnemer] (waarnemer) verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. C.M. Speear, mr. N. Diamant en mr. I. Pieterse.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.

Appellant heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in Nederland. Hij was van 1 september 2007 tot 1 oktober 2015 in dienst bij [naam werkgever] , een in Zwitserland gevestigde onderneming, en voor die onderneming werkzaam op een schip dat voer onder Panamese vlag. De Belastingdienst heeft vastgesteld dat appellant in die periode verzekerd is geweest voor de Nederlandse volksverzekeringen en heeft een aanslag premie volksverzekeringen opgelegd.

1.2.

Op 16 januari 2019 heeft appellant de Svb verzocht hem over de periode van 1 januari 2014 tot en met 30 september 2015 uit te sluiten van de volksverzekeringen door middel van toepassing van artikel 24 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (KB 746). Bij besluit van 4 februari 2019 heeft de Svb positief op dat verzoek beslist en aan appellant meegedeeld dat hij over het tijdvak 1 mei 2010 tot en met 30 september 2015 niet verzekerd is geweest voor de Nederlandse volksverzekeringen (uitgesloten van de volksverzekeringen). Tegen dit besluit heeft appellant geen rechtsmiddelen aangewend.

1.3.

Op 3 februari 2020 heeft appellant de Svb verzocht om een overzicht van zijn AOWverzekeringstijdvakken (pensioenoverzicht). Met het primaire besluit van 29 april 2020 heeft de Svb meegedeeld dat appellant tot en met 15 april 2020 18% pensioen op grond van de AOW heeft opgebouwd. De Svb acht appellant niet verzekerd voor de Nederlandse volksverzekeringen in de periode 1 september 2007 tot en met 31 maart 2019.

1.4.

Met een besluit van 26 juni 2020 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van appellant ongegrond verklaard. Voor de periode 1 mei 2010 tot en met 30 september 2015 verwijst de Svb naar het verzoek van appellant van 16 januari 2019 om toepassing van de hardheidsclausule op grond van artikel 24 van het KB 746. Volgens de Svb is door het toewijzen van dit verzoek appellant uitgesloten van verzekering voor de volksverzekeringen over de periode van 1 mei 2010 tot en met 30 september 2015. Ook in de periode van 1 september 2007 tot en met 30 april 2010 is appellant niet verzekerd geacht, omdat hij toen in dienst was van [naam werkgever] .

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit over de periode 1 september 2007 tot en met 30 april 2010 niet deugdelijk is gemotiveerd. Omdat de rechtbank het bestreden besluit over de volledige periode in geding inhoudelijk juist achtte, heeft zij de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, met bepalingen over de vergoeding van proceskosten en griffierecht.

Standpunten in hoger beroep

3. In hoger beroep heeft appellant herhaald dat hij op grond van Europese regelgeving, en Europese en nationale rechtspraak, over de hele periode in geding verzekerd is voor de Nederlandse volksverzekeringen, waaronder de AOW. De Svb heeft zich, eveneens onder verwijzing naar Europese regelgeving en rechtspraak, op het tegenovergestelde standpunt gesteld. De argumenten van partijen zullen hieronder worden besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

AOW

KB 746

Vo 1408/71

Vo 883/2004