Centrale Raad van Beroep, 29-11-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2251, 22/3275 WLZ
Centrale Raad van Beroep, 29-11-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2251, 22/3275 WLZ
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 29 november 2023
- Datum publicatie
- 1 december 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:2251
- Zaaknummer
- 22/3275 WLZ
Inhoudsindicatie
Wlz-aanvraag. Onzorgvuldig onderzoek. Het CIZ moet opnieuw onderzoek doen. Proceskostenveroordeling. Judiciële lus.
Uitspraak
22/3275 WLZ
Datum uitspraak: 29 november 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 september 2022, 21/1163 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CIZ
PROCESVERLOOP
Het CIZ heeft met een besluit van 5 augustus 2020 de aanvraag van appellante voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) afgewezen. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Het CIZ is met de beslissing op het bezwaar van 14 januari 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Appellante heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft met de aangevallen uitspraak het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. R. Kaya, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 november 2023. Namens appellante is mr. Kaya verschenen. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Deze uitspraak gaat over de vraag of de rechtbank het beroep terecht ongegrond heeft verklaard. De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend. De rechtbank heeft niet onderkend dat het CIZ onzorgvuldig onderzoek heeft verricht. Het CIZ moet opnieuw onderzoek doen.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante, geboren in 1980, is bekend met schizofrenie, akoestische hallucinaties en paniekaanvallen. Zij heeft een aanvraag voor Wlz-zorg ingediend. Deze aanvraag heeft geleid tot de in het procesverloop weergegeven besluitvorming.
Het CIZ heeft aan het bestreden besluit een medisch advies van 11 november 2020, aangevuld op 11 januari 2021, ten grondslag gelegd. In zijn advies heeft de medisch adviseur vermeld dat hij een telefoongesprek heeft gevoerd met de behandelaar van appellante. Volgens de medisch adviseur kan de grondslag psychische stoornis worden vastgesteld. Er is een noodzaak voor intensieve zorg en ondersteuning. Er kan echter niet van een eindsituatie (uitbehandelde situatie) worden gesproken. Appellante heeft namelijk behandeling bij de 2e of zelfs 3e lijn ggz nog onvoldoende benut. Het CIZ heeft zich op basis hiervan op het standpunt gesteld dat nog niet kan worden gesproken over een blijvende behoefte aan 24 uur zorg per dag in de nabijheid, omdat er nog mogelijkheden zijn die het functioneren van appellante kunnen verbeteren.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat het CIZ op zorgvuldige en toereikende wijze heeft gemotiveerd dat er geen blijvende noodzaak bestaat voor permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid om ernstig nadeel te voorkomen. Het CIZ heeft zich mogen baseren op het medisch advies, nu dat inzichtelijk en zorgvuldig is opgesteld en inhoudelijk concludent is. De rechtbank heeft het onvoldoende onderbouwd geacht dat de opmerking van de behandelaar van appellante in het telefoongesprek met het CIZ niet juist zou zijn weergeven in het rapport van het CIZ. Niet is gebleken dat aan de juistheid van de medische adviezen moet worden getwijfeld. Daarbij is van belang dat appellante geen medische informatie heeft overgelegd waaruit blijkt dat de medische adviseur de medische situatie onjuist heeft ingeschat.
Het standpunt van appellante
3. Appellante voert aan dat zij al sinds haar 23e levensjaar in behandeling is en toch blijft kampen met aanhoudende akoestische hallucinaties. Op de momenten dat zij als gevolg van haar problematiek angstig wordt en een paniekaanval krijgt, heeft zij geen controle over haar handelen en ontbreekt iedere vorm van regie. Zij kan op zo’n moment geen hulp inroepen, laat staan op de hulp wachten. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, volgt uit de medische informatie dat de chronische klachten en beperkingen van niet voorbijgaande aard zijn. Ondanks behandeling heeft geen verbetering plaatsgevonden. De rechtbank heeft ook niet onderkend dat de behandelaren van appellante te kennen hebben gegeven dat doorverwijzing naar de 2e of zelfs 3e lijn ggz in haar geval geen nut heeft. De behandelingen die appellante heeft gevolgd zijn ook niet gericht op herstel, maar op het voorkomen van een verslechtering. Bovendien heeft appellante behoefte aan permanent toezicht. Appellante betoogt ook dat het telefoongesprek van de medewerker van het CIZ met haar behandelaar niet is te verifiëren. Toch volgt de rechtbank de inhoud van de weergave van dit gesprek zoals is vastgelegd door het CIZ. De behandelaar heeft echter na dit telefoongesprek tegen appellante gezegd dat deze weergave niet juist is. Zij wordt ten onrechte niet geloofd door de rechtbank. Hiermee heeft de rechtbank ten onrechte een onderscheid gemaakt in de geloofwaardigheid van de stellingen van de procespartijen.