Home

Centrale Raad van Beroep, 05-12-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2348, 21 /2655 PW

Centrale Raad van Beroep, 05-12-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2348, 21 /2655 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
5 december 2023
Datum publicatie
19 december 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:2348
Zaaknummer
21 /2655 PW

Inhoudsindicatie

Intrekking en terugvordering van bijstand. Niet meewerken huisbezoek. Geen sprake van gezamenlijke huishouding. Niet in geschil is dat appellante niet heeft meegewerkt aan het beoogde huisbezoek op 29 augustus 2019. Uit wat appellante heeft aangevoerd blijkt niet dat het meewerken aan een huisbezoek voor appellante onmogelijk was, zoals zij stelt. Nog daargelaten dat medewerking aan een huisbezoek een goede reden kan zijn waarom kinderen eenmalig te laat op school komen, was ten tijde van het huisbezoek haar jongste kind nog niet schoolgaand en haar oudste kind nog niet leerplichtig. Het college heeft de bijstand terecht ingetrokken m.i.v. per 29 augustus 2019. Wat betreft de periode hieraan voorafgaand, heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat X zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had.

Uitspraak

21/2655 PW, 21/2659 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 9 juni 2021, 20/951 en 20/1458 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Vught (college)

Datum uitspraak: 5 december 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 2 september 2019 (besluit 1) heeft het college de bijstand van appellante met ingang van 29 augustus 2019 ingetrokken. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 20 februari 2020 (bestreden besluit 1) bij de intrekking gebleven.

Met een besluit van 17 oktober 2019 (besluit 2) heeft het college de bijstand van appellante over de periode van 26 maart 2019 tot en met 28 augustus 2019 ingetrokken en de over die periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 4.202,76 van appellante teruggevorderd. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 16 april 2020 (bestreden besluit 2) bij de intrekking en terugvordering gebleven.

Appellante heeft tegen beide bestreden besluiten beroep ingesteld. De rechtbank heeft met de aangevallen uitspraak deze beroepen ongegrond verklaard.

Appellante heeft hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2023, gelijktijdig met de zaken 22/1242 TOZO en 23/1957 TOZO van appellante. Appellante is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Galen. In de zaken 22/1242 TOZO en 23/1957 TOZO is vandaag afzonderlijk uitspraak gedaan.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Deze zaak gaat over intrekkingen en terugvordering van de bijstand van appellante. In hoger beroep heeft het college nadere standpunten ingenomen over de grondslagen van de bestreden besluiten. De Raad is het eens met het college dat appellante haar medewerkingsverplichting heeft geschonden door niet mee te werken aan een huisbezoek. Deze intrekking houdt stand. De Raad oordeelt dat het tweede intrekkingsbesluit, waarin ook over de terugvordering is beslist, geen standhoudt. Er is namelijk geen toereikende feitelijke grondslag voor het nadere standpunt van het college dat appellantes (ex-)partner zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. Appellante krijgt dus voor een deel geen gelijk en voor een deel wel.

Inleiding

Uitspraak van de rechtbank

Het standpunt van appellante

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels