Centrale Raad van Beroep, 05-12-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2350, 22/1242 TOZO
Centrale Raad van Beroep, 05-12-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2350, 22/1242 TOZO
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 5 december 2023
- Datum publicatie
- 19 december 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:2350
- Zaaknummer
- 22/1242 TOZO
Inhoudsindicatie
Tozo-aanvragen ten onrechte afgewezen. Wel voldaan aan inkomenseis. Niet in geschil is dat appellante voor het uitbreken van de coronacrisis een inkomen onder het sociaal minimum had. Voor de beoordeling of een betrokkene behoort tot de kring van rechthebbenden als bedoeld in artikel 2 van de Tozo niet doorslaggevend is dat het inkomen van de betrokkene voor de coronacrisis boven het sociaal minimum lag. Bepalend is dat het beroep of bedrijf van de betrokkene financieel is geraakt als gevolg van de coronacrisis. In dit geval is appellante wel degelijk financieel geraakt door de coronacrisis. Uit de overgelegde financiële gegevens is gebleken dat haar inkomsten vanaf januari 2020 een stijgende lijn lieten zien en zij heeft aannemelijk gemaakt dat deze inkomsten – zonder intreden van de coronacrisis – boven het sociaal minimum zouden zijn uitgestegen.
Uitspraak
22/1242 TOZO, 23/1957 TOZO
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Oost-Brabant van 3 maart 2022, 21/1594 (aangevallen uitspraak 1) en 23 mei 2023, 22/1297 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[appellante] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Vught (college)
Datum uitspraak: 5 december 2023
PROCESVERLOOP
Zaak 22/1242 TOZO
Met een besluit van 4 juni 2020 heeft het college de aanvraag van appellante om algemene bijstand op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) 1 afgewezen. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 20 mei 2021 (bestreden besluit 1) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Appellante heeft tegen bestreden besluit 1 beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij aangevallen uitspraak 1 het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellante heeft mr. J.E. Jalandoni, advocaat, tegen aangevallen uitspraak 1 hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Zaak 23/1957 TOZO
Met een besluit van 1 oktober 2021 heeft het college de aanvraag van appellante om algemene bijstand op grond van de Tozo 5 afgewezen. Appellante heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 27 januari 2022 (bestreden besluit 2) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Appellante heeft tegen bestreden besluit 2 beroep ingesteld. De rechtbank heeft bij aangevallen uitspraak 2 het beroep ongegrond verklaard.
Appellante heeft tegen aangevallen uitspraak 2 hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 september 2023, gelijktijdig met de zaken 21/2655 PW en 21/2659 PW van appellante. Appellante is verschenen. In zaak 22/1242 TOZO is zij bijgestaan door mr. Jalandoli en mr. M.E. Hoekstra. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van Galen. In de zaken 21/2655 PW en 21/2659 PW is vandaag afzonderlijk uitspraak gedaan.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Het gaat in deze zaak om de afwijzing van twee aanvragen van appellante om haar op grond van de Tozo bijstand te verlenen voor de duur van drie maanden met ingang van 1 maart 2020 (Tozo 1) en voor de duur van drie maanden met ingang van 1 juli 2021 (Tozo 5). Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat appellante niet aan de voorwaarde voldoet dat zij als gevolg van de coronacrisis een inkomen onder het sociaal minimum had. Dat had zij voor de coronacrisis namelijk ook al. Appellante is van mening dat uit de regelgeving niet kan worden afgeleid dat zij al voorafgaand aan de aanvraag een inkomen boven het sociaal minimum moet hebben gehad. De Raad stelt appellante in het gelijk, omdat zij pas kort voor de coronacrisis met haar bedrijf is gestart, haar inkomsten een stijgende lijn lieten zien en zij aannemelijk heeft gemaakt dat deze inkomsten – zonder coronacrisis – boven het sociaal minimum waren uitgestegen.
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante staat vanaf 1 juni 2019 in het handelsregister van de Kamer van Koophandel (handelsregister) geregistreerd met haar onderneming [Onderneming] (onderneming) met als activiteit eventcatering.
Op 15 april 2020 heeft appellante bij het college een aanvraag ingediend voor algemene bijstand op grond van de Tozo 1 voor de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020.
Met het besluit van 4 juni 2020 heeft het college de aanvraag afgewezen en een aan appellante verstrekt voorschot van € 1.000,- teruggevorderd. Met het bestreden besluit 1 heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 4 juni 2020 gegrond verklaard, dat besluit herroepen en de aanvraag met wijziging van de afwijzingsgrond, opnieuw afgewezen. Aan de afwijzing heeft het college ten grondslag gelegd dat appellante niet voldoet aan de voorwaarde dat zij als gevolg van de coronacrisis een inkomen heeft dat lager is dan de toepasselijke bijstandsnorm. Het inkomen uit de onderneming heeft namelijk altijd onder het sociaal minimum gelegen.
Op 22 september 2021 heeft appellante bij het college een aanvraag ingediend voor algemene bijstand op grond van de Tozo 5 voor de periode van 1 juli 2021 tot en met 30 september 2021.
Met een besluit van 1 oktober 2021 heeft het college de aanvraag afgewezen. Met bestreden besluit 2 heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 1 oktober 2021 ongegrond verklaard. Aan de afwijzing van deze aanvraag heeft het college ook ten grondslag gelegd dat appellante niet voldoet aan de voorwaarde dat zij als gevolg van de coronacrisis een inkomen heeft dat lager is dan de toepasselijke bijstandsnorm. Het inkomen uit het bedrijf van appellante heeft namelijk altijd onder het sociaal minimum gelegen.