Home

Centrale Raad van Beroep, 20-12-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2480, 21/3690 WLZ

Centrale Raad van Beroep, 20-12-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2480, 21/3690 WLZ

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
20 december 2023
Datum publicatie
29 december 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:2480
Zaaknummer
21/3690 WLZ

Inhoudsindicatie

De curator van betrokkene heeft namens betrokkene beroep ingesteld en betrokkene ter zitting vertegenwoordigd. Een curator kan niet worden aangemerkt als een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleend als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van het Bpb. De rechtbank heeft het zorgkantoor ten onrechte heeft veroordeeld in de proceskosten wegens verleende rechtsbijstand op grond van het Bpb.

Uitspraak

21/3690 WLZ

Datum uitspraak: 20 december 2023

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 7 september 2021, 20/2917 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

Zilveren Kruis Zorgkantoor (zorgkantoor)

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 31 oktober 2019 heeft het zorgkantoor een bedrag van betrokkene teruggevorderd. Betrokkene heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het zorgkantoor is met een besluit van 23 april 2020 (bestreden besluit) bij de terugvordering gebleven.

Namens betrokkene heeft zijn curator tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd, en het zorgkantoor opgedragen een nieuw besluit te nemen. Hierbij is het zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten van betrokkene.

Het zorgkantoor heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft geen verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 8 november 2023. Het zorgkantoor is niet verschenen. Namens betrokkene is zijn huidige bewindvoerder A. Oilkadi van BMCS B.V. verschenen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Betrokkene staat vanaf 2010 onder curatele. Zijn moeder, [Naam moeder] , was benoemd tot curatrice. Bij beschikking van 11 september 2017 is [Naam moeder] ontslagen uit de functie van curatrice en is Budgetondersteuning Nederland B.V. benoemd tot opvolgend curator.

1.2.

Betrokkene is geïndiceerd voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg. Het zorgkantoor heeft betrokkene een persoonsgebonden budget (pgb) verleend voor de jaren 2017 en 2018.

1.3.

Bij besluit van 31 oktober 2019 heeft het zorgkantoor een bedrag van € 43.500,- van betrokkene teruggevorderd wegens onverschuldigd betaald pgb over de periode van 11 september 2017 tot en met 30 juni 2018. Dit besluit is, na bezwaar, gehandhaafd bij besluit van 23 april 2020 (bestreden besluit).

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd vanwege een motiveringsgebrek, en het zorgkantoor opgedragen een nieuw besluit te nemen. Hierbij is het zorgkantoor veroordeeld in de door betrokkene gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) vastgesteld op een bedrag van € 1.496,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Het standpunt van het zorgkantoor

3. Het zorgkantoor heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat zij ten onrechte in de proceskosten is veroordeeld. Er is geen sprake van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De curator, Budgetondersteuning Nederland B.V. , die namens betrokkene beroep heeft ingesteld en betrokkene heeft bijgestaan ter zitting, is geen ‘derde’ in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van het Bbp.

Het oordeel van de Raad

4.1.

Het hoger beroep richt zich uitsluitend tegen de veroordeling van het zorgkantoor in de proceskosten. De Raad beoordeelt of de rechtbank het zorgkantoor terecht heeft veroordeeld in de proceskosten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die het zorgkantoor heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

4.2.

Op grond van artikel 1, aanhef en onder a, van het Bpb komen de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten worden op grond van artikel 2, eerste lid onder a, van het Bpb vastgesteld overeenkomstig het in de bijlage bij het Bbp opgenomen tarief.

4.3.

De Raad ziet zich in deze zaak voor de vraag gesteld of de curator van betrokkene is aan te merken als een derde, die beroepsmatig rechtsbijstand verleend, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van het Bpb.

4.4.

In artikel 8:21, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat natuurlijke personen die onbekwaam zijn om in rechte te staan, in het geding worden vertegenwoordigd door hun vertegenwoordigers naar burgerlijk recht. Personen die op grond van artikel 1:378 van het Burgerlijk Wetboek (BW) onder curatele staan, zijn ingevolge artikel 1:381 van het BW handelingsonbekwaam en worden vertegenwoordigd door hun curator. Het optreden van een curator als wettelijk vertegenwoordiger in een geding is dan ook een taak die rechtstreeks voortvloeit uit de wet. Hieruit volgt dat de curator van betrokkene, die namens betrokkene beroep heeft ingesteld en betrokkene ter zitting heeft vertegenwoordigd, niet kan worden aangemerkt als een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleend als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van het Bpb. Met het zorgkantoor is de Raad daarom van oordeel dat de rechtbank het zorgkantoor ten onrechte heeft veroordeeld in de proceskosten wegens verleende rechtsbijstand op grond van het Bpb.

Conclusie en gevolgen

BESLISSING