Home

Centrale Raad van Beroep, 21-03-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:571, 20 / 4217 PW

Centrale Raad van Beroep, 21-03-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:571, 20 / 4217 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
21 maart 2023
Datum publicatie
5 april 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:571
Zaaknummer
20 / 4217 PW

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor eigen bijdragen en kosten van griffierecht. Geen schending art. 6 EVRM. De kosten van de eigen bijdrage en het griffierecht zijn opgekomen vóór de datum waarop appellant zich heeft gemeld om de bijzondere bijstand aan te vragen. Er zijn geen bijzondere omstandigheden om bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen. Het fundamentele recht op toegang tot de rechter is in dit geval niet geschonden. In het algemeen wordt daarover overwogen dat de ondergrens van € 500,-, in artikel 4, tweede lid, van de Brt op zichzelf niet de toegang tot de rechter beperkt. Dit bedrag wordt immers niet gehanteerd bij de toegang tot de rechter maar bij het krijgen van gefinancierde rechtshulp. Ook is in de omstandigheden van dit geval geen grond gelegen om aan te nemen dat het recht op toegang tot de rechter in de kern is aangetast.

Uitspraak

20/4217 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 30 oktober 2020, 19/2760 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Venlo (college)

Datum uitspraak: 21 maart 2023

Inleiding

1. In deze uitspraak gaat het over de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet.

1.1.

Bij besluit van 9 mei 2019 heeft het college de aanvraag om bijzondere bijstand van appellant van 28 december 2018 afgewezen. Deze aanvraag zag op de kosten van de aan een aantal toevoegingen verbonden eigen bijdragen en voor de kosten van griffierecht. Het college is met het besluit van 28 augustus 2019 (bestreden besluit), genomen naar aanleiding van het bezwaar van appellant, bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.

1.2.

De rechtbank heeft bij de aangevallen uitspraak het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en dat besluit in stand gelaten.

1.3.

Namens appellant heeft mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, advocaat, hoger beroep ingesteld.

1.4.

Appellant heeft nadere stukken ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Lienaerts. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.M. Meurkens-Mannens.

Het bestreden besluit

2. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de kosten van de eigen bijdrage en het griffierecht zijn opgekomen vóór de datum waarop appellant zich heeft gemeld om de bijzondere bijstand aan te vragen en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn om de bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen. Verder komt appellant niet in aanmerking voor bijzondere bijstand op grond van het door het college gevoerde buitenwettelijk begunstigend beleid, omdat hij de aanvraag niet uiterlijk twee maanden na het opkomen van die kosten heeft ingediend.

Het oordeel van de rechtbank

3. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant geen redenen heeft aangevoerd waarom het bestreden besluit niet juist zou zijn. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellant geen redenen heeft aangevoerd waarom er wel bijzondere omstandigheden zijn om de bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen en verder dat het college zijn buitenwettelijk begunstigend beleid consistent heeft toegepast.

Beoordeling door de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING