Centrale Raad van Beroep, 04-04-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:627, 21 / 1072 PW
Centrale Raad van Beroep, 04-04-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:627, 21 / 1072 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 4 april 2023
- Datum publicatie
- 13 april 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:627
- Zaaknummer
- 21 / 1072 PW
Inhoudsindicatie
Verlenging ontheffing arbeidsverplichtingen. Geen medisch onderzoek. Niet onzorgvuldig. Het achterwege laten van een nieuw medisch onderzoek voorafgaand aan het besluit is in dit geval niet onzorgvuldig. Uit de beschikbare gegevens kon het college niet afleiden dat de medische situatie van appellant sinds het eerdere medische rapport was gewijzigd. Anders dan de gemachtigde van appellant ter zitting heeft betoogd, lag het niet op de weg van het college om informatie op te vragen bij de behandelaar van appellant, maar op de weg van appellant om zelf met gegevens te komen waaruit zijn gestelde verslechterde gezondheidssituatie zou blijken.
Uitspraak
21/1072 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 februari 2021, 20/4614 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel (college)
Datum uitspraak: 4 april 2023
PROCESVERLOOP
Het college heeft met een besluit van 3 april 2020 besloten om de eerder tot november 2019 aan appellant verleende ontheffing van de arbeidsverplichtingen en de verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie te verlengen tot 31 maart 2021.
Na gemaakt bezwaar heeft het college deze verlenging met het besluit van 20 juli 2020 (bestreden besluit) gehandhaafd.
De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep van appellant ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. I. Car hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2023. Namens appellant is verschenen mr. N. Talhaoui, advocaat en kantoorgenoot van mr. Car. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door M. Cavlak.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
In deze zaak gaat het om de vraag of het college de eerder aan appellant verleende ontheffing mocht verlengen zonder voorafgaand medisch onderzoek en of de besluitvorming van het college zorgvuldig is geweest. Het college meent dat dit het geval is omdat niet is gebleken dat de gezondheidstoestand van appellant was gewijzigd. Appellant meent dat hij voorafgaand aan de besluitvorming wel medisch onderzocht had moeten worden. De Raad komt tot het oordeel dat een medisch onderzoek in dit geval niet nodig was en dat de besluitvorming van het college niet onzorgvuldig is geweest.
Inleiding
Totstandkoming van het bestreden besluit
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellant ontvangt vanaf 23 augustus 2018 bijstand op grond van de Participatiewet (PW).
Op 12 maart 2019 heeft Treve Advies een medisch advies uitgebracht over de arbeidsgeschiktheid van appellant. Het college heeft in dit medisch advies aanleiding gezien om appellant tot november 2019 ontheffing te verlenen van de arbeidsverplichtingen en de verplichting tot het verrichten van een tegenprestatie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de PW (a- en c-verplichtingen). De ontheffing is gebaseerd op artikel 9, tweede lid, van de PW. Op 31 maart 2020 heeft appellant het college verzocht om hem opnieuw ontheffing van deze verplichtingen te verlenen.
Het college heeft dit verzoek met het besluit van 3 april 2020 ingewilligd, in die zin dat de eerder verleende ontheffing is verlengd tot 31 maart 2021. De reden daarvoor is dat appellant vanwege medische beperkingen niet kan werken. Appellant heeft tegen dat besluit bezwaar gemaakt. Hij stelt dat het ontheffingsbesluit van 3 april 2020 onzorgvuldig is voorbereid omdat daaraan geen medisch advies ten grondslag lag.
Het college is met het bestreden besluit gebleven bij dat ontheffingsbesluit. Volgens het college was er geen aanleiding om opnieuw een medisch advies over appellant op te vragen. Daarvoor moet namelijk sprake zijn van een gewijzigde gezondheidssituatie. Uit de gesprekken die de casemanager Activering met appellant heeft gevoerd, is niet gebleken dat er een wijziging is geweest in de medische situatie van appellant. Ook heeft appellant niet met medische stukken onderbouwd gesteld dat dit wel zo is. Het enkele feit dat er geen vooruitgang zit in zijn medische situatie, is geen reden om een medisch advies aan te vragen.
Na een nieuw ontheffingsverzoek heeft het college de eerder verleende ontheffing van de a- en c-verplichtingen verlengd tot 1 juni 2022. Vervolgens heeft het college na weer een nieuw ontheffingsverzoek van appellant en na nieuw medisch onderzoek naar zijn gezondheidstoestand, tot 1 juni 2023 ontheffing verleend aan appellant van zowel de a- en c-verplichtingen als van de re-integratieverplichting. Deze laatste verplichting is neergelegd in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de PW.
Het oordeel van de rechtbank
2. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het bestreden besluit in stand gelaten. Naar het oordeel van de rechtbank was het besluit van 3 april 2020 tot verlenging van de ontheffing zorgvuldig voorbereid, hoewel dat niet was gebaseerd op een medisch onderzoek. Volgens de rechtbank mocht het college het ontheffingsbesluit van 3 april 2020 baseren op het medisch onderzoek van Treve Advies van 12 maart 2019. Er was namelijk niet gebleken van een gewijzigde gezondheidssituatie van appellant. Appellant stelt wel dat zijn klachten zijn toegenomen, maar heeft die stelling niet onderbouwd.
Het hoger beroep van appellant
3. Appellant heeft in hoger beroep het volgende aangevoerd. Hij heeft al jaren medische klachten die alleen maar toenemen. Het college heeft hem niet verzocht dit nader te onderbouwen, zodat hij niet was gehouden om zijn medische situatie uiteen te zetten. Dit klemt te meer omdat het college op de hoogte is van de gezondheidssituatie van appellant. Appellant is niet arbeidsmedisch onderzocht, terwijl dit wel had moeten gebeuren. Het college heeft dus onzorgvuldig gehandeld.
Het oordeel van de Raad
4. De Raad beoordeelt of het oordeel van de rechtbank juist is. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de besluitvorming van het college niet onzorgvuldig is geweest. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het achterwege laten van een nieuw medisch onderzoek voorafgaand aan het besluit van 3 april 2020 is in dit geval niet onzorgvuldig.
Uit de beschikbare gegevens kon het college niet afleiden dat de medische situatie van appellant sinds het rapport van Treve Advies van 12 maart 2019 was gewijzigd. Appellant stelt wel dat zijn klachten enorm waren toegenomen en dat die verslechtering aanleiding had moeten zijn om hem in verband met zijn ontheffingsverzoek van 31 maart 2020 medisch te laten onderzoeken, maar hij heeft die stelling niet aannemelijk gemaakt. Hij heeft bij zijn ontheffingsverzoek de verslechtering van zijn gezondheidssituatie niet aannemelijk gemaakt met objectieve en controleerbare gegevens, en niet duidelijk gemaakt wanneer die toename van zijn klachten had plaatsgevonden.
Anders dan de gemachtigde van appellant ter zitting heeft betoogd, lag het niet op de weg van het college om informatie op te vragen bij de behandelaar van appellant, maar op de weg van appellant om zelf met gegevens te komen waaruit zijn gestelde verslechterde gezondheidssituatie zou blijken. Het college had zulke gegevens vervolgens kunnen controleren en kunnen beoordelen of een nieuw medisch onderzoek nodig was om op het ontheffingsverzoek te kunnen beslissen.
Conclusie en gevolgen
Het hoger beroep slaagt niet. Dat betekent dat de verlening van de ontheffing van de a- en c-verplichtingen tot 31 maart 2021 in stand blijft. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
Proceskosten
5. Appellant krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens, in tegenwoordigheid van F.C. Meershoek als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 april 2023.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend F.C. Meershoek