Home

Centrale Raad van Beroep, 04-04-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:631, 22 / 2076 PW

Centrale Raad van Beroep, 04-04-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:631, 22 / 2076 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
4 april 2023
Datum publicatie
13 april 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:631
Zaaknummer
22 / 2076 PW

Inhoudsindicatie

Intrekking van bijstand na opschorting. Machtiging onderzoek buitenland. Het dagelijks bestuur had het recht op bijstand opgeschort en ingetrokken omdat appellante niet was verschenen op gesprekken om een machtiging op te stellen voor verder onderzoek in Turkije. Appellante heeft aangevoerd dat zij geen machtiging hoefde op te stellen, omdat er geen concreet signaal was dat via een onderzoek in Turkije moest worden geverifieerd. Deze beroepsgrond slaagt niet. De algemene onderzoeksbevoegdheid van artikel 53a PW kan ook zonder voorafgaand signaal of vermoeden worden uitgeoefend. Bovendien had het dagelijks bestuur in dit geval, anders dan appellante stelt, aanleiding om verder onderzoek in Turkije te laten doen.

Uitspraak

22/2076 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 mei 2022, 21/6160 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal, als rechtsopvolger van het Drechtstedenbestuur (dagelijks bestuur)

Datum uitspraak: 4 april 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 17 juni 2021 heeft het dagelijks bestuur de bijstand van appellante met ingang van 7 juni 2021 ingetrokken. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het dagelijks bestuur is met een besluit van 16 november 2021 (bestreden besluit) bij de intrekking gebleven.

Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellante heeft mr. R. Küçükünal, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal is de rechtsopvolger van het Dagelijks bestuur. Waar hierna over het dagelijks bestuur wordt gesproken wordt daaronder mede verstaan het Dagelijks bestuur.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 februari 2023. Namens appellante is mr. Küçükünal verschenen. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E.J. van Zwieten.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak om een intrekking van bijstand met ingang van 7 juni 2021 na een eerdere opschorting met ingang van diezelfde datum. Het dagelijks bestuur had het recht op bijstand opgeschort omdat appellante niet was verschenen op een gesprek om een machtiging op te stellen voor verder onderzoek in Turkije. Appellante is niet verschenen op dat gesprek. Het dagelijks bestuur had appellante in de gelegenheid gesteld om dat verzuim te herstellen, maar appellante heeft daarvan geen gebruik gemaakt. In geschil is of appellante dit kan worden verweten. Het dagelijks bestuur vond van wel. De rechtbank was het daarmee eens. De Raad ook en heeft daarom de aangevallen uitspraak in stand gelaten.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante ontving sinds 21 augustus 1997 bijstand, in 2021 op grond van de Participatiewet (PW). Een medewerker van de Sociale Dienst Drechtsteden heeft in april 2021 een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellante verleende bijstand. Hierbij is het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) verzocht een onderzoek in te stellen naar eventueel vermogen van appellante in Turkije. Op verzoek van het IBF heeft het Bureau Attaché voor Sociale Zaken te Ankara (Bureau Attaché) dit onderzoek in Turkije uitgevoerd. De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in een rapportage van 13 mei 2021. In deze rapportage staat dat appellante bij de afdeling Onroerende zaken (ozb) van de deelgemeente [deelgemeente] van [gemeente] voorkomt met haar Turks persoonsnummer. In verband hiermee heeft het Bureau Attaché het IBF geadviseerd om appellante een machtiging te laten geven waarmee een medewerker van het Bureau Attaché verder onderzoek kan doen bij het Turkse kadaster en/of de afdeling ozb van de deelgemeente [deelgemeente] .

1.2.

Het dagelijks bestuur heeft appellante met een brief van 27 mei 2021 opgeroepen voor een gesprek op 7 juni 2021 om mee te werken aan het opstellen van een machtiging voor verder onderzoek in Turkije, zoals Bureau Attaché heeft bedoeld (machtiging). Appellante is niet verschenen op dat gesprek.

Besluiten van het dagelijks bestuur

1.3.

Met het besluit van 7 juni 2021 heeft het dagelijks bestuur het recht op bijstand van appellante met ingang van die datum opgeschort omdat zij niet was verschenen op het gesprek op 7 juni 2021. Dit is gebaseerd op artikel 54, eerste lid, van de PW. Hierbij heeft het dagelijks bestuur appellante in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen door te verschijnen op een gesprek op 14 juni 2021 om de machtiging in orde te maken. Tegen dit besluit heeft appellante geen bezwaar gemaakt.

1.4.

Appellante is niet verschenen op het gesprek op 14 juni 2021. Om die reden heeft het dagelijks bestuur met het besluit van 17 juni 2021 de bijstand van appellante met ingang van 7 juni 2021 ingetrokken. Dit is gebaseerd op artikel 54, vierde lid, van de PW.

1.5.

Het dagelijks bestuur is met het bestreden besluit gebleven bij het besluit van 17 juni 2021. Volgens het dagelijks bestuur kan het appellante worden verweten dat zij het verzuim dat in het opschortingsbesluit is geconstateerd op 14 juni 2021 niet heeft hersteld.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels