Home

Centrale Raad van Beroep, 04-04-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:632, 21 / 4277 PW

Centrale Raad van Beroep, 04-04-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:632, 21 / 4277 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
4 april 2023
Datum publicatie
13 april 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:632
Zaaknummer
21 / 4277 PW

Inhoudsindicatie

Intrekking van bijstand na opschorting. Het dagelijks bestuur had het recht op bijstand opgeschort en ingetrokken omdat appellante niet was verschenen op gesprekken om een machtiging op te stellen voor verder onderzoek in Turkije. Dat appellante zelf dacht dat haar onverplichte medewerking werd gevraagd in verband met een criminal charge, omdat in de oproepingsbrieven stond dat het Bureau Fraude-informatie was ingeschakeld voor nader onderzoek, is op zichzelf geen goede reden om niet te verschijnen op een gesprek om de machtiging op te stellen.

Uitspraak

21/4277 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 november 2021, 21/2415 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal, als rechtsopvolger van het Drechtstedenbestuur (dagelijks bestuur)

Datum uitspraak: 4 april 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 25 augustus 2020 heeft het Drechtstedenbestuur het recht op bijstand van appellante met ingang van 24 augustus 2020 opgeschort (opschortingsbesluit). Met een besluit van 25 september 2020 heeft het Drechtstedenbestuur de bijstand van appellante met ingang van 24 augustus 2020 ingetrokken (intrekkingsbesluit). Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Drechtstedenbestuur is met een besluit van 26 maart 2021 (bestreden besluit) bij de opschorting en intrekking gebleven.

Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellante heeft mr. S.C. Scheermeijer, advocaat, hoger beroep ingesteld.

Het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociaal is de rechtsopvolger van het Drechtstedenbestuur. Waar hierna over het dagelijks bestuur wordt gesproken, wordt daaronder mede verstaan het Drechtstedenbestuur.

Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 21 februari 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Scheermeijer. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door C.A.M. Nusteling.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak om een opschorting en een intrekking van bijstand met ingang van 24 augustus 2020. Het dagelijks bestuur heeft hiertoe besloten omdat appellante niet was verschenen op gesprekken om een machtiging op te stellen voor verder onderzoek in Turkije. In geschil is of het appellante kan worden verweten dat zij niet op die gesprekken is verschenen. Het dagelijks bestuur vond van wel. De rechtbank was het daarmee eens. De Raad ook en heeft daarom de aangevallen uitspraak in stand gelaten.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante ontving vanaf 5 februari 2004 bijstand, in 2020 op grond van de Participatiewet (PW). Appellante verbleef in de periode van 2015 tot en met 2019 ieder jaar langer dan was toegestaan in Turkije, met uitzondering van 2017. Om die reden heeft een medewerker van de Sociale Dienst Drechtsteden een onderzoek ingesteld naar de rechtmatigheid van de aan appellante verleende bijstand. Hierbij is het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) verzocht een onderzoek in te stellen naar eventueel vermogen van appellante in Turkije. Op verzoek van het IBF heeft het Bureau Attaché voor Sociale Zaken te Ankara (Bureau Attaché) dit onderzoek in Turkije uitgevoerd. Bureau Attaché heeft de bevindingen van dat onderzoek neergelegd in een rapportage van 30 juni 2020. In deze rapportage staat dat appellante bij de afdeling Onroerende zaken (ozb) van de gemeente [gemeente] voorkomt met haar Turks persoonsnummer. In verband hiermee heeft Bureau Attaché het IBF geadviseerd om appellante een machtiging te laten geven waarmee Bureau Attaché verder onderzoek kan doen bij het Turkse kadaster en/of de afdeling ozb van deze gemeente.

1.2.

Het dagelijks bestuur heeft appellante met een brief van 30 juli 2020 opgeroepen voor een gesprek op 10 augustus 2020 om mee te werken aan het opstellen van een machtiging voor verder onderzoek in Turkije, zoals Bureau Attaché heeft bedoeld (machtiging). Appellante heeft zich met een e-mailbericht van 6 augustus 2020 ziek gemeld en daarbij gezegd dat zij depressief is of een burn-out heeft en in behandeling is bij een psychiater. Appellante is niet verschenen op het gesprek van 10 augustus 2020. Vervolgens heeft het dagelijks bestuur haar weer opgeroepen voor een gesprek op 24 augustus 2020 met hetzelfde doel als het gesprek waarvoor zij eerder was opgeroepen. Het dagelijks bestuur heeft van de zoon van appellante op 20 augustus 2020 een e-mailbericht ontvangen waarin staat: “Naar ons weten hebben we alle informatie gestuurd. Wij zien ons af van het gesprek. Mijn moeder is ook tevens ziek en overspannen en in behandeling van een psychiater”.

Besluiten van het dagelijks bestuur

1.3.

Met het opschortingsbesluit heeft het dagelijks bestuur het recht op bijstand van appellante met ingang van 24 augustus 2020 opgeschort omdat zij niet was verschenen op het gesprek op 24 augustus 2020. Dit is gebaseerd op artikel 54, eerste lid, van de PW. Hierbij heeft het dagelijks bestuur appellante in de gelegenheid gesteld om het verzuim te herstellen door op 7 september 2020 te verschijnen op een gesprek om de machtiging in orde te maken. Het dagelijks bestuur heeft op 4 september 2020 weer een e-mailbericht van de zoon van appellante ontvangen met dezelfde inhoud als zijn eerdere e-mailbericht. Vervolgens heeft het dagelijks bestuur met het intrekkingsbesluit de bijstand van appellante met ingang van 24 augustus 2020 ingetrokken. Dit is gebaseerd op artikel 54, vierde lid, van de PW. De reden hiervoor is dat appellante het verzuim dat was vastgesteld bij het opschortingsbesluit niet heeft hersteld.

1.4.

Het dagelijks bestuur is met het bestreden besluit gebleven bij het opschortings- en intrekkingsbesluit. Volgens het dagelijks bestuur kan het appellante worden verweten dat zij niet is verschenen op het gesprek van 24 augustus 2020 om de machtiging op te stellen en ook dat zij dat verzuim op 7 september 2020 niet heeft hersteld.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellante

3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels