Centrale Raad van Beroep, 02-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:813, 21 / 3366 PW
Centrale Raad van Beroep, 02-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:813, 21 / 3366 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 2 mei 2023
- Datum publicatie
- 11 mei 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:813
- Zaaknummer
- 21 / 3366 PW
Inhoudsindicatie
Intrekking en terugvordering van bijstand. Boete. Hoofdverblijf. Schending inlichtingenverplichting niet aannemelijk gemaakt.
De pintransacties en de reisgegevens bieden aanknopingspunten om aan te nemen dat appellant regelmatig in Amsterdam verbleef. Dit is door appellant ook niet ontkend. Dit neemt niet weg dat die gegevens onvoldoende grondslag bieden voor de conclusie dat appellant in de te beoordelen periode zijn hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres had. Het college heeft aangenomen – zo is ter zitting toegelicht – dat wanneer volgens het historieoverzicht van de OV-chipkaart de laatste reisbeweging op een bepaalde dag in Amsterdam is geweest en de eerstvolgende reisbeweging weer in Amsterdam is, appellant de gehele tussenliggende periode ook in Amsterdam – en dus niet op het uitkeringsadres – heeft verbleven. Deze aanname gaat in het algemeen te ver, reeds nu appellant heeft verklaard dat hij soms door zijn kinderen of werkgever met de auto naar huis is gebracht en/of opgehaald. Het college heeft hier verder geen onderzoek naar verricht. Ook het overige onderzoek dat het college heeft verricht, te weten het huisbezoek en het onderzoek naar waterverbruik, ondersteunt het standpunt van het college niet dat appellant in de te beoordelen periode zijn hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres niet.
Uitspraak
21/3366 PW, 21/3367 PW, 21/3368 PW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 28 juli 2021, 20/889, 20/890 en 20/6253 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Leiderdorp (college)
Datum uitspraak: 2 mei 2023
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 26 augustus 2019 (besluit 1) heeft het college de bijstand van appellant met ingang van 1 augustus 2019 beëindigd. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 17 december 2019 (bestreden besluit 1) bij de beëindiging gebleven.
Met een besluit van 27 augustus 2019 (besluit 2) heeft het college de bijstand van appellant over de periode van 1 februari 2018 tot en met 31 juli 2019 ingetrokken en de over deze periode gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 20.933,87 van appellant teruggevorderd. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van eveneens 17 december 2019 (bestreden besluit 2) bij de intrekking en terugvordering gebleven.
Met een besluit van 31 januari 2020 (besluit 3) heeft het college appellant een boete opgelegd van € 1.262,-. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 25 augustus 2020 (bestreden besluit 3) bij de boete gebleven.
Appellant heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. C. Moustaïne, advocaat, hoger beroep ingesteld. Opvolgend advocaat is mr. S. Benayad. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 21 maart 2023. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. S. Toughsa, waarnemend advocaat. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door drs. L.J.A. Edelaar.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Deze zaak gaat over de intrekking en terugvordering van bijstand en een aan appellant opgelegde boete. Volgens het college heeft appellant zijn inlichtingenverplichting geschonden, omdat hij zijn hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres had. Appellant is het daar niet mee eens. Hij vindt dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zijn hoofdverblijf niet op het uitkeringsadres had en dat het onderzoek van het college onvoldoende is geweest. In hoger beroep krijgt appellant gelijk. De Raad legt hieronder uit hoe hij tot dit oordeel komt.