Home

Centrale Raad van Beroep, 02-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:816, 21 / 3165 PW

Centrale Raad van Beroep, 02-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:816, 21 / 3165 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
2 mei 2023
Datum publicatie
11 mei 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:816
Zaaknummer
21 / 3165 PW

Inhoudsindicatie

Intrekking en terugvordering van bijstand. Gezamenlijke huishouding. Hoofdverblijf op hetzelfde adres niet aannemelijk gemaakt.

Met de verklaringen van appellante heeft het dagelijks bestuur niet aannemelijk gemaakt dat X zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres. Door de manier waarop de verklaring van appellante is weergegeven is niet uit te sluiten dat het eerder een conclusie of een indruk van de inkomenscoach is. Daarbij komt dat de inkomenscoach pas twee maanden na het gesprek een rapport heeft opgesteld waarin hij samengevat heeft weergegeven wat appellante zou hebben verklaard. Verder van belang is dat tijdens dit gesprek geen (telefonische) tolk aanwezig was, terwijl appellante de Nederlandse taal gebrekkig beheerste en bij andere gesprekken (over bijvoorbeeld re-integratie) het dagelijks bestuur steeds een telefonisch tolk had geregeld.

Uitspraak

21/3165 PW

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 22 juli 2021, 20/3791 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling WerkSaam Westfriesland (dagelijks bestuur)

Datum uitspraak: 2 mei 2023

PROCESVERLOOP

Met een besluit van 16 maart 2020 heeft het dagelijks bestuur de bijstand van appellante over de periode van 1 januari 2019 tot 1 november 2019 ingetrokken en € 12.554,53 van appellante teruggevorderd. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt maar het dagelijks bestuur is met een besluit van 22 juni 2020 (bestreden besluit) bij de intrekking en de terugvordering van de bijstand gebleven.

Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellante heeft mr. M. Hoefs, advocaat, hoger beroep ingesteld en een verzoek tot vergoeding van de schade gedaan. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.

Partijen hebben nadere stukken ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 21 maart 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Hoefs. Het dagelijks bestuur heeft zich laten vertegenwoordigen door M.R. Ooievaar en Y. Mustafa.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

In geschil is of het dagelijks bestuur de bijstand van appellante terecht heeft ingetrokken en teruggevorderd, omdat appellante niet aan het dagelijks bestuur heeft gemeld dat zij een gezamenlijke huishouding voerde met de vader van haar zoon (X). Appellante stelt zich op het standpunt dat de onderzoeksbevindingen onvoldoende feitelijke grondslag bieden voor de conclusie dat zij een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met X.

Inleiding

Uitspraak van de rechtbank

Het standpunt van appellante

Het oordeel van de Raad

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels