Home

Centrale Raad van Beroep, 12-04-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:824, 21 / 4429 WLZ-PV

Centrale Raad van Beroep, 12-04-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:824, 21 / 4429 WLZ-PV

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
12 april 2023
Datum publicatie
4 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:824
Zaaknummer
21 / 4429 WLZ-PV

Inhoudsindicatie

Appellante is niet aan te merken als belanghebbende bij het besluit van 15 september 2017. Vernietiging uitspraak. Beroep gegrond. Vernietiging besluit. De Raad zal het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 september 2017 niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.

Uitspraak

21 4429 WLZ-PV

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 5 november 2021, 20/3185 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[naam bedrijf] te [woonplaats] (appellante)

[naam B.V.] (zorgkantoor)

Datum uitspraak: 12 april 2023

Zitting hebben: B.J. van de Griend als voorzitter en L.M. Tobé en L.Z. Achouak el Idrissi als leden

Griffier: I. van der Hout

Appellante heeft zich laten vertegenwoordigen door [gemachtigde] , bijgestaan door mr. R. Kaya, advocaat. Het zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. van der Meer, advocaat.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

-

vernietigt de aangevallen uitspraak;

-

verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 23 april 2020;

-

verklaart het bezwaar tegen het besluit van 15 september 2017 niet-ontvankelijk en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van 23 april 2020;

-

veroordeelt het zorgkantoor in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 3.348,-;

-

bepaalt dat het zorgkantoor aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 719,- vergoedt.

Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.

1. [naam] (budgethouder) is op grond van de Wet langdurige zorg geïndiceerd voor zorg. Het zorgkantoor heeft budgethouder in verband hiermee een persoonsgebonden budget (pgb) verleend. Budgethouder heeft met dit pgb zorg ingekocht bij appellante.

2. Bij besluit van 15 september 2017 heeft het zorgkantoor het pgb van budgethouder op grond van artikel 5.20, tweede lid, van de Regeling langdurige zorg ingetrokken.

3. Bij besluit van 23 april 2020 (bestreden besluit) heeft het zorgkantoor het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 september 2017 ongegrond verklaard.

4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft overwogen – samengevat – dat appellante geen procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling.

5. Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

6. De Raad overweegt ambtshalve het volgende.

7. In de uitspraken van 23 november 20221 heeft de Raad onder meer geoordeeld dat de zorgverlener, waarbij de budgethouder met het pgb zorg had ingekocht, niet als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht was aan te merken. In wat appellante in deze zaak heeft aangevoerd, ziet de Raad geen aanleiding om ten aanzien van appellante te komen tot een ander oordeel dan in de hiervoor genoemde zaken. Dit brengt mee dat appellante niet is aan te merken als belanghebbende bij het besluit van 15 september 2017.

8. De rechtbank heeft bovenstaande niet onderkend. De Raad zal de aangevallen uitspraak vernietigen, het beroep van appellante tegen het bestreden besluit gegrond verklaren, dat besluit vernietigen, het bezwaar van appellante tegen het besluit van 15 september 2017 nietontvankelijk verklaren en bepalen dat zijn uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.

9. Aanleiding bestaat om het zorgkantoor te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 1.674,- in beroep en op € 1.674,- in hoger beroep voor verleende rechtsbijstand, in totaal € 3.348,-.

Waarvan proces-verbaal.

De griffier De voorzitter

(getekend) I. van der Hout (getekend) B.J. van de Griend

Voor eensluidend afschrift

de griffier van de

Centrale Raad van Beroep