Home

Centrale Raad van Beroep, 02-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:910, 20 / 1971 PW

Centrale Raad van Beroep, 02-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:910, 20 / 1971 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
2 mei 2023
Datum publicatie
24 mei 2023
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:910
Zaaknummer
20 / 1971 PW

Inhoudsindicatie

Terugvordering van AIO-aanvulling, boete. Onroerend goed in het buitenland.

De terugvordering moet worden gematigd en de boete moet worden verlaagd. Wat appellante materieel te veel heeft ontvangen wordt bepaald door het verschil tussen de waarde van het vermogen en de grens van het vrij te laten vermogen. De Svb heeft betoogd dat het in dit geval niet mogelijk is om vast te stellen welk bedrag aan AIO-aanvulling appellante materieel ten onrechte heeft ontvangen. Dit betoog treft geen doel. De Svb heeft namelijk voor de intrekking van het recht op AIO-aanvulling het taxatierapport vvoldoende betrouwbaar geacht. De Svb heeft vervolgens geen deugdelijke grond aangevoerd waarom voor de vaststelling van wat appellante materieel te veel aan AIO-aanvulling heeft ontvangen niet van deze waarde van het vermogen kan worden uitgegaan.

Uitspraak

20/1971 PW, 22/2284 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 14 april 2020, 19/5264 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb)

Datum uitspraak: 2 mei 2023

Inleiding

1. In deze zaak gaat het om de terugvordering van de bijstand die appellante van de Svb heeft ontvangen in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) en om de boete die de Svb aan appellante heeft opgelegd.

1.1.

Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze terugvordering en boete. Het college heeft met het besluit van 4 november 2019 (bestreden besluit) de terugvordering en de boete, ondanks het bezwaar van appellante, gehandhaafd.

1.2.

De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten.

1.3.

Namens appellante heeft mr. M. Ünalan-Akkan, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

De Raad heeft met een brief van 9 december 2021 (regiebrief) aan partijen voorgehouden hoe hij het geschil tussen partijen ziet. Hierbij heeft de Raad de Svb verzocht na te gaan of de in deze brief genoemde rechtspraak1 aanleiding geeft tot wijziging van de hoogte van de terugvordering. Ook heeft de Raad appellante verzocht om de meest recente gegevens over de betaling van de boete en zo mogelijk ook gegevens over haar inkomen en vermogen te verstrekken.

1.5.

Appellante heeft stukken over haar inkomen en vermogen toegestuurd. Het college heeft gereageerd op de regiebrief.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2023. Namens appellante is mr. Ünalan-Akkan verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.C.A. Buskens, mr. P.C. van der Voorn en R.W. Nicolaas.

Totstandkoming van het bestreden besluit

2. Bij de beoordeling van het hoger beroep gaat de Raad uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Achtergrond

2.1.

Appellante ontvangt vanaf 1 juli 2010 een onvolledig ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet, eerst voor een alleenstaande en vanaf januari 2016 voor een gehuwde. In aanvulling op dit pensioen ontving appellante over de periode van 1 juli 2010 tot en met 17 juni 2015 (periode waar het hier om gaat) een AIO-aanvulling.

2.2.

Op 7 mei 2018 heeft de dochter van appellante in een gesprek met een medewerker van de Svb verteld dat haar vader – de echtgenoot van appellante – een huis in West-Turkije heeft en dat haar moeder een huis in [plaatsnaam] (in Zuid-Turkije) en ook een soort blokhut in de bergen bezit. De Svb heeft appellante verzocht gegevens te verstrekken over haar woning in [plaatsnaam] vanaf juli 2010, waaronder een recent taxatierapport.

2.3.

Deze gegevens heeft appellante niet verstrekt. Wel heeft zij op verzoek van de Svb in oktober 2018 een formulier ‘Onderzoek vermogen buiten Nederland’ ingevuld. Daarop heeft appellante vermeld dat zij sinds 1987 eigenaar is van een familiehuis, dat zij bij de aankoop daarvan € 17.000,- heeft betaald en dat de actuele waarde € 5.000,- is. Ook heeft appellante vermeld dat in januari 2018 in de woning in [plaatsnaam] een waterlekkage is geweest en dat deze woning daardoor niet kan worden gebruikt, omdat het er vies is en stinkt.

De besluiten van de Svb

2.4.

De Svb heeft met een besluit van 16 januari 2019 de AIO-aanvulling van appellante ingetrokken over de periode waar het hier om gaat. De reden was dat appellante de Svb niet had ingelicht over haar vermogen in Turkije en dat haar vermogen in die periode hoger was dan de voor haar geldende vermogensgrens. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Tijdens de bezwaarprocedure heeft zij een taxatierapport van 11 april 2019 overgelegd. Daarin heeft de taxateur voor ieder jaar in de periode van 2010 tot en met 2015 bepaald wat de waarde van de woning in [plaatsnaam] was.

2.5.

De Svb heeft dat bezwaar met een besluit van 24 juni 2019 om de volgende reden ongegrond verklaard. Weliswaar is het taxatierapport van 11 april 2019 zeer beperkt in de informatie van het getaxeerde goed, maar daaruit blijkt wel dat de waarde van de woning in [plaatsnaam] altijd ruim boven de voor appellante geldende vermogensgrens lag. Volgens dit rapport daalde de waarde van deze woning namelijk van € 14.013,- op 31 juli 2010 tot € 11.288,- op 30 juni 2015. Dat de waarde mogelijk nog lager is geworden, is niet van belang.

2.6.

De Svb heeft met een besluit van 23 juli 2019 de over de periode van 1 juli 2010 tot en met 17 juni 2015 gemaakte kosten van ten onrechte betaalde AIO-aanvulling van appellante teruggevorderd tot een bedrag van € 24.258,62 (netto). De reden was dat appellante volgens de Svb ten onrechte AIO-aanvulling had ontvangen doordat zij de Svb ten onrechte niet had ingelicht over haar vermogen in Turkije. Ook heeft de Svb aan appellante een boete opgelegd van € 1.811,66 wegens schending van de inlichtingenverplichting. De Svb heeft, na bezwaar van appellante, dit besluit gehandhaafd met het bestreden besluit. De Svb heeft de terugvordering in bezwaar niet gematigd, omdat appellante onvoldoende inzicht heeft gegeven in haar vermogen. Het taxatierapport van 11 april 2019 voldoet daarvoor niet. In dat besluit staat verder dat de boete als volgt is berekend. De Svb heeft schade geleden doordat van januari 2014 tot en met juni 2015 teveel aan appellante is betaald. De schade bedraagt € 7.246,64. De boete is vastgesteld op 25% van dat bedrag omdat appellante verminderd kan worden verweten dat zij de inlichtingenverplichting heeft geschonden.

Het oordeel van de rechtbank

3. Appellante heeft beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van 24 juni 2019 over de intrekking, maar dat vervolgens ingetrokken. Appellante heeft ook beroep ingesteld tegen het bestreden besluit over de terugvordering en de boete. Dat beroep heeft de rechtbank met de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. Volgens de rechtbank heeft de Svb terecht € 24.258,62 (netto) van appellante teruggevorderd en haar een boete van € 1.811,66 opgelegd.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels