Home

Centrale Raad van Beroep, 11-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:918, 20 / 2077 WMO15

Centrale Raad van Beroep, 11-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:918, 20 / 2077 WMO15

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
11 mei 2023
Datum publicatie
17 mei 2023
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2023:918
Zaaknummer
20 / 2077 WMO15

Inhoudsindicatie

Met de opleiding van Skip tot assistentiehond is een passende bijdrage geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van appellante. Dit brengt de Raad tot het oordeel dat de weigering om aan appellante een maatwerkvoorziening te verstrekken voor de kosten van deze opleiding geen stand kan houden. Vernietiging uitspraak. De Raad zal zelf in de zaak voorzien en aan appellante een maatwerkvoorziening verstrekken voor de kosten van de opleiding van haar hond Skip tot assistentiehond.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 30 april 2020, 19/4036 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellante] te [woonplaats] (appellante)

het college van burgemeester en wethouders van Heemskerk (college)

Datum uitspraak: 11 mei 2023

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. R. Imkamp, advocaat, hoger beroep ingesteld en een aanvullend stuk ingediend.

Het college heeft een verweerschrift en een aanvullend stuk ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2023. Appellante is met haar moeder, [naam] , verschenen, bijgestaan door mr. Imkamp. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. van der Fluit en C.E. Punt.

OVERWEGINGEN

De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellante, geboren in 1998, is onder meer bekend met autismeproblematiek, ernstige depressieve klachten en OCD. In 2018 is appellante vanwege haar depressieve klachten vijf maanden gedwongen opgenomen geweest na enkele suïcidepogingen. Hierna is appellante weer bij haar ouders en zus gaan wonen.

1.2.

Op 14 november 2018 heeft appellante een melding gedaan bij het college. Appellante heeft hierbij aangegeven in aanmerking te willen komen voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) voor de vergoeding van de kosten van de opleiding van de door haarzelf aangeschafte hond Skip tot een assistentiehond.

1.3.

Omdat appellante mogelijk in aanmerking zou komen voor beschermd wonen, heeft het college de melding doorgeleid naar de gemeente Haarlem die hiervoor als zogenaamde centrumgemeente fungeert. Het college van burgemeester en wethouders van Haarlem heeft onderzoek gedaan naar de situatie van appellante. In het onderzoeksverslag van 4 december 2018 is vermeld dat de huidige situatie – waarbij appellante na haar opname weer bij haar ouders en zus woont – veel spanning geeft. Appellante heeft behoefte aan een veilige en afgeschermde woon- en leefomgeving met begeleiding omdat zij niet zelfstandig kan wonen. Zij heeft ondersteuning nodig voor de leefgebieden veiligheid, financiën, sociale relaties, zingeving, persoonlijk functioneren en lichamelijke gezondheid. Het streven is de stabiliteit te behouden en door te stromen naar beschut wonen of zelfstandig wonen met begeleiding met als doel uiteindelijk zelfstandig te gaan wonen. Bij besluit van 3 april 2019 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlem aan appellante op grond van de Wmo 2015 een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen verstrekt, voor de periode van 2 april 2019 tot en met 31 januari 2023. Appellante is op een wachtlijst geplaatst, omdat er nog geen plek is in een instelling voor beschermd wonen. In de tussentijd is aan appellante een persoonsgebonden budget (pgb) verstrekt, waarmee zij zogenaamde overbruggingszorg kan inkopen.

1.4.

Vervolgens heeft het college van Heemskerk onderzoek gedaan naar de door appellante gewenste maatwerkvoorziening voor vergoeding van de kosten van de opleiding van haar hond Skip. Op 13 maart 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden met de moeder van appellante. Ook is het onderzoeksverslag van 4 december 2018 van de gemeente Haarlem bij het onderzoek betrokken. In het hiervan opgemaakte ongedateerde onderzoeksverslag is vermeld dat appellante als gevolg van haar aandoeningen aantoonbare beperkingen heeft in de zelfredzaamheid en participatie op meerdere leefgebieden. De verstrekte maatwerkvoorziening voor beschermd wonen omvat een breed pakket aan ondersteuning met als doel te streven naar stabiliteit en veiligheid en van daaruit te werken aan het aanleren van vaardigheden en het vergroten van de zelfredzaamheid. Dit alles vanuit een veilige, afgeschermde woonomgeving met begeleiding. Beschermd wonen is dan ook passend voor de ondersteuningsvraag van appellante.

1.5.

Appellante heeft vervolgens een aanvraag gedaan.

1.6.

Het college heeft bij besluit van 26 maart 2019, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 25 juli 2019 (bestreden besluit), de aanvraag van appellante afgewezen. Het college heeft zich onder verwijzing naar het onderzoek op het standpunt gesteld dat de al verstrekte maatwerkvoorziening voor beschermd wonen een passende bijdrage levert aan de door appellante ondervonden beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie. Het college ziet geen aanleiding om ook een maatwerkvoorziening te verstrekken voor vergoeding van de kosten van een opleidingstraject van een assistentiehond.

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante ongegrond verklaard.

3. Appellante heeft aangevoerd dat de verstrekte maatwerkvoorziening voor beschermd wonen geen passende bijdrage biedt voor haar beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie en dat zij daarom in aanmerking had moeten worden gebracht voor de door haar gevraagde voorziening voor vergoeding van de kosten van de opleiding tot assistentiehond.

4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.

Tussen partijen is niet in geschil dat appellante beperkingen heeft in haar zelfredzaamheid en participatie.

4.2.

De Raad stelt voorop dat het aan het college is om, uitgaande van de vastgestelde problemen in de zelfredzaamheid en participatie en waar mogelijk rekening houdend met de redelijke wensen van de aanvrager, te besluiten op welke wijze wordt voorzien in een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid of participatie als bedoeld in artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015.

4.3.

Uit de onderzoeken van de gemeente Haarlem en het college komt naar voren dat appellante, ten tijde in geding, behoefte had aan een veilige en afgeschermde woon- en leefomgeving met begeleiding, omdat zij niet zelfstandig kon wonen en het thuis wonen bij haar ouders veel spanning opriep. Appellante had hierbij een breed pakket aan ondersteuning nodig. Vaststaat dat de verstrekte maatwerkvoorziening voor beschermd wonen niet meteen kon worden gerealiseerd en dat appellante in afwachting van een plek in een instelling op een wachtlijst is geplaatst. Ter zitting heeft appellante toegelicht dat het verstrekte pgb is omgezet in zorg in natura en dat uiteindelijk in maart 2020 door de instantie Megakids in beperkte mate (namelijk drie uur per week) overbruggingszorg in de vorm van ambulante ondersteuning en begeleiding is verleend. Volgens appellante voorzag deze zorg onvoldoende in haar ondersteuningsbehoefte. Om deze reden en omdat haar hond Skip de leeftijd naderde waarop uiterlijk met de opleiding tot assistentiehond kan worden begonnen, is appellante medio 2020 met de opleiding gestart. Die opleiding is inmiddels succesvol afgerond. Ter zitting is gebleken dat het nu, circa drie jaar later, goed gaat met appellante. Zij woont zelfstandig, zonder verdere begeleiding. Sinds een jaar heeft zij een baan in de gehandicaptenzorg en zij heeft sindsdien geen bijstandsuitkering meer. Op een laatste afrondend gesprek met haar psychiater na is alle (psychische) zorg, begeleiding en ondersteuning inmiddels afgebouwd. Arts/psychotherapeut S. van de Lande en orthopedagoog M. IJntema, behandelaren van appellante van het FACT Jeugdteam, hebben verklaard dat haar hond Skip haar heeft geholpen om weer aan de maatschappij deel te nemen. Skip heeft door zijn aanwezigheid ertoe bijgedragen dat appellante bijvoorbeeld weer winkels durfde te bezoeken. Ook heeft zij haar angst voor ziekenhuisbezoek dankzij de aanwezigheid van Skip overwonnen, waardoor zij afspraken met behandelaren in het ziekenhuis kon nakomen. Ambulant begeleider K. Adrichem, behandelaar van appellante bij Megakids, heeft verklaard dat Skip structuur brengt in het leven van appellante doordat zij ook op moeilijke dagen naar buiten moet om Skip uit te laten en hem moet verzorgen. Skip helpt haar verder om angsten te overwinnen en zelfstandiger te functioneren. Door Skip mee te nemen durft appellante alleen naar een winkel te gaan of moeilijke gesprekken aan te gaan, wat zij eerder vanwege haar angsten vermeed.

4.4.

De Raad stelt vast dat aan appellante weliswaar een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen was verstrekt, maar dat zij vanwege de wachtlijst van deze voorziening geen gebruik kon maken. Uiteindelijk is er, ondanks alle inzet om zorg in te kopen, pas geruime tijd later overbruggingszorg verleend, met een, gelet op de uitgebreide hulpvraag van appellante, beperkte omvang. De door de gemeente Haarlem noodzakelijk geachte ondersteuning zoals die door het college ook passend is bevonden voor de door appellante ondervonden beperkingen in de zelfredzaamheid en participatie kon, kortom, zeker niet onverkort worden gerealiseerd. Met de in overweging 4.3 weergegeven en door het college niet weersproken verklaringen van de behandelaren van appellante is aannemelijk gemaakt dat de opleiding van Skip tot assistentiehond en de ondersteuning die door de assistentiehond is geboden wél een duidelijk positief effect hebben gehad op de zelfredzaamheid en participatie van appellante. Het enerzijds niet tot stand komen van de voor appellante ook door het college passend bevonden ondersteuning en het anderzijds in dit specifieke geval daadwerkelijk gebleken effect van de inzet van de assistentiehond vormen voor de Raad aanleiding om thans, in dit bijzondere geval, tot de conclusie te komen dat met de opleiding van Skip tot assistentiehond een passende bijdrage is geleverd aan de zelfredzaamheid en participatie van appellante. Dit brengt de Raad tot het oordeel dat de weigering om aan appellante een maatwerkvoorziening te verstrekken voor de kosten van deze opleiding geen stand kan houden.

4.5.

Het overwogene onder 4.4 betekent dat de aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het beroep zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal eveneens worden vernietigd. Ter zitting heeft appellante toegelicht dat de kosten van de opleiding van Skip in totaal € 19.000,- bedroegen, dat het opleidingsinstituut hiervan € 4.000,- heeft kwijtgescholden en dat voor het resterende bedrag van € 15.000,- een betalingsregeling is getroffen met het opleidingsinstituut. De Raad zal zelf in de zaak voorzien als bedoeld in artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en aan appellante een maatwerkvoorziening verstrekken voor de kosten zoals zojuist genoemd van de opleiding van haar hond Skip tot assistentiehond.

5. Aanleiding bestaat om het college te veroordelen in de proceskosten van appellante en de kosten van het bezwaar. Deze kosten worden begroot op € 2.092,50 in hoger beroep (1 punt voor het hoger beroepschrift, 0,5 punt voor de reactie van 2 juni 2022 en 1 punt voor het bijwonen van de zitting), op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting) en op € 597,- in bezwaar (1 punt voor het bezwaarschrift).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep

-

vernietigt de aangevallen uitspraak;

-

vernietigt het bestreden besluit van 25 juli 2019;

-

herroept het besluit van 26 maart 2019, voorziet zelf in de zaak als overwogen onder 4.5 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

-

veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 4.363,50;

-

bepaalt dat het college aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 178,- vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door B.J. van de Griend als voorzitter en A. van Gijzen en K.H. Sanders als leden, in tegenwoordigheid van I. van der Hout als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2023.

(getekend) B.J. van de Griend

(getekend) I. van der Hout