Centrale Raad van Beroep, 25-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:986, 22/2259 ANW
Centrale Raad van Beroep, 25-05-2023, ECLI:NL:CRVB:2023:986, 22/2259 ANW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 25 mei 2023
- Datum publicatie
- 29 mei 2023
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2023:986
- Zaaknummer
- 22/2259 ANW
Inhoudsindicatie
Appellante, haar echtgenoot en hun dochter woonden sinds 2013 in Spanje. De echtgenoot werkte daar als zelfstandige voor zijn bedrijf dat in Nederland was geregistreerd. Vo 883/2004 van toepassing. De Svb heeft nabestaandenuitkering op grond van de ANW terecht geweigerd omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW en ook niet op grond van Spaanse wetgeving. Ook heeft appellante geen recht op een nabestaandenpensioen uit een andere EU-lidstaat.
Uitspraak
22/2259 ANW
Datum uitspraak: 25 mei 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 14 juni 2022, 21/5396 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
1. Tot nu toe is de procedure als volgt verlopen.
1.1. Met een besluit van 14 november 2019 heeft de Svb de aanvraag van appellante om een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW) afgewezen.
1.2. Appellante heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar de Svb is met een besluit van 11 oktober 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Appellante heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het bestreden besluit in stand gelaten.
1.3. Namens appellante heeft mr. S. Maachi, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 maart 2023. De zaak is tegelijk behandeld met de zaak met nummer 22/2339 ANW. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Maachi. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Deze uitspraak gaat over de vraag of appellante recht heeft op een nabestaandenuitkering op grond van de ANW. De Svb heeft deze uitkering geweigerd omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW en ook niet op grond van Spaanse wetgeving. Ook heeft appellante geen recht op een nabestaandenpensioen uit een andere EU-lidstaat. De Raad is het met de Svb eens. Dit oordeel berust op de volgende overwegingen.
Totstandkoming van het bestreden besluit
1.1. Appellante, haar echtgenoot en hun dochter woonden sinds 2013 in Spanje. De echtgenoot werkte daar als zelfstandige voor zijn IT bedrijf dat in Nederland was geregistreerd. Hij is op [datum overlijden] 2019 in Spanje overleden. Appellante heeft in Spanje een aanvraag ingediend voor een nabestaandenuitkering. Het Spaanse orgaan INSS heeft deze aanvraag met de nodige formulieren doorgestuurd naar de Svb. Daarbij is aangegeven dat de echtgenoot van appellante in Spanje niet verzekerd was en dat appellante geen recht heeft op een nabestaandenuitkering uit Spanje.
1.2. De Svb heeft de aanvraag afgewezen, omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden niet verzekerd was voor de ANW. Volgens de Svb woonde en werkte de echtgenoot op dat moment in Spanje en is volgens Europees recht de wetgeving van Spanje de toepasselijke wetgeving. De Nederlandse wetgeving is dan niet van toepassing. Omdat de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden ook niet verzekerd was in Spanje en appellante ook geen nabestaandenuitkering uit Spanje ontvangt, biedt het Europese recht ook geen mogelijkheid om het recht op ANW-uitkering te openen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
Standpunten partijen
3.1. Appellante heeft gesteld dat haar echtgenoot ten tijde van zijn overlijden wel verzekerd was voor de ANW, omdat hij in Nederland heeft gewerkt, voor Nederlandse klanten heeft gewerkt en premies volksverzekeringen heeft afgedragen. Tevens stelt appellante dat de Svb ten onrechte niet tijdig heeft gewezen op de mogelijkheid van een vrijwillige verzekering.
3.2. De Svb heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.
Het oordeel van de Raad
4.1. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit waarbij de aanvraag om ANWuitkering is afgewezen, in stand heeft gelaten.
4.2. De voor deze uitspraak relevante regelgeving is in een bijlage opgenomen. De bijlage maakt onderdeel uit van de uitspraak.
Echtgenoot niet ANW – verzekerd op de dag van overlijden
4.3. Appellante zou in de eerste plaats aanspraak kunnen maken op een ANW-uitkering als haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden verzekerd was voor de (Nederlandse) ANW. Dat vloeit voort uit artikel 14, eerste lid, in samenhang met artikel 1, aanhef en onder d, van de ANW.
4.3.1. De echtgenoot van appellante bevond zich in een grensoverschrijdende situatie. Op hem waren de bepalingen van Vo 883/2004 van toepassing. Op grond van artikel 11, eerste lid, van Vo 883/2004 zijn degenen op wie die verordening van toepassing is, slechts aan de wetgeving van één lidstaat onderworpen. Welke wetgeving dat is, wordt in die zelfde verordening vastgesteld.
4.3.2. De echtgenoot van appellante kan op het moment van zijn overlijden alleen verzekerd zijn geweest voor de Nederlandse ANW als hij toen aan de Nederlandse wetgeving onderworpen was.
4.3.3. Appellante heeft gesteld dat haar echtgenoot op de dag van zijn overlijden onder de Nederlandse wetgeving viel, omdat hij in Nederland heeft gewerkt. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.3.4. Op grond van artikel 11, derde lid, aanhef en onder a, van Vo 883/20041 geldt voor degene die werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat. Op grond van artikel 13, tweede lid, van Vo 883/2004 is op degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten van toepassing:
-
de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, als hij daar een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht of
-
de wetgeving van de lidstaat waar zich het centrum van belangen van zijn werkzaamheden bevindt, indien hij niet woont in een van de lidstaten waar hij een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht.
4.3.5. De echtgenoot van appellante kan bij zijn overlijden dus alleen aan de Nederlandse wetgeving onderworpen zijn geweest als hij in de tijd voor zijn overlijden minder dan een substantieel gedeelte (ongeveer 25%) van zijn werk in zijn woonland Spanje placht te verrichten én het centrum van belangen van zijn werkzaamheden zich in Nederland bevond.
4.3.6. De echtgenoot woonde sinds 2013 met het gezin in Spanje. Hij kreeg toen nog kinderbijslag uit Nederland, omdat hij in Nederland verzekerd bleef op grond van werkzaamheden in loondienst van een Nederlandse werkgever. Met een formulier van 13 april 2016 heeft de echtgenoot aan de Svb doorgegeven dat per 1 april 2016 geen recht meer bestond op kinderbijslag uit Nederland, zodat de kinderbijslag kon worden stopgezet. Hierbij heeft hij aangegeven per 1 april 2016 niet meer in loondienst te werken en naar Tenerife te zijn verhuisd. Ook gaf hij aan vanaf 1 april 2016 niet meer (of zeer beperkt) in Nederland te werken. Naar aanleiding van dit bericht heeft de Svb de kinderbijslag gestopt, omdat de echtgenoot niet meer verzekerd was in Nederland.
4.3.7. Ten tijde van zijn overlijden verrichtte de echtgenoot werkzaamheden voor zijn in Nederland geregistreerde bedrijf [naam bedrijf] . In bezwaar heeft appellante gesteld dat haar echtgenoot verzekerd was in Spanje dan wel Estland. Aangegeven is dat in Estland niet feitelijk is gewerkt. Appellante heeft vervolgens stukken ingebracht, waaronder emailcorrespondentie en facturen, waaruit volgens haar blijkt dat haar echtgenoot ook in Nederland werkzaam was voor het bedrijf. Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft appellante echter verklaard dat haar echtgenoot de werkzaamheden voor [naam bedrijf] feitelijk vanuit Spanje heeft verricht en dat zijn diensten op afstand konden worden en werden geleverd. Pas in hoger beroep heeft appellante gesteld dat haar echtgenoot een aanzienlijk deel van zijn werkzaamheden vanuit Nederland heeft verricht. Deze stelling heeft zij echter niet onderbouwd. Nu deze stelling ook in tegenspraak is met wat appellante bij de rechtbank heeft verklaard en met de mededeling van de echtgenoot zelf op het formulier van 13 april 2016, hecht de Raad hieraan niet de door appellante gewenste waarde.
4.3.8. Zelfs al zou de echtgenoot in de periode rond zijn overlijden op enkele momenten in Nederland hebben gewerkt, dan blijkt nergens uit dat dit gewoonlijk zo was of dat het meer dan marginaal was. Verwezen wordt naar artikel 14, leden 5 en 5ter tot en met 8, van Vo 987/2009.2 Hierdoor is geen sprake van plegen te werken in meerdere lidstaten als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van Vo 883/2004. Op grond van artikel 11, derde lid, aanhef en onder a, van Vo 883/2004 was de echtgenoot op het moment van zijn overlijden uitsluitend onderworpen aan de wetgeving van het land waar de werkzaamheden feitelijk werden verricht, dus aan de Spaanse wetgeving. Hij was daarom niet verzekerd voor de ANW.
Geen gelijkstelling met ANW - verzekering
4.4. Appellante zou mogelijk ook aanspraak kunnen maken op een nabestaandenuitkering als de voorwaarde van verzekering bij het overlijden zou worden geacht te zijn vervuld op grond van artikel 51, derde lid, van Vo 883/2004. Dit zou het geval zijn als de echtgenoot van appellante op de dag van zijn overlijden voor het risico van overlijden verzekerd was in een andere EU-lidstaat, of als op grond van de wetgeving van een andere EU-lidstaat aan appellante een nabestaandenpensioen zou zijn verschuldigd. Uit de in het dossier aanwezige E205 formulieren blijkt dat de echtgenoot ten tijde van zijn overlijden niet verzekerd was in Spanje en Estland. Verder is niet gebleken dat appellante recht heeft op een nabestaandenpensioen uit een andere lidstaat. Ook op deze grond bestond dus geen recht op een ANW-uitkering.
Invloed mogelijke premieheffing volksverzekeringen
4.5. De beroepsgrond dat wel premie voor de volksverzekeringen zou zijn betaald kan er evenmin toe leiden dat appellante recht heeft op een nabestaandenuitkering. Naar vaste rechtspraak van de Raad leidt mogelijk ten onrechte betaalde premie niet tot verzekering. Appellante kan (tijdig) ten onrechte betaalde premie bij de Belastingdienst terugvragen.3
Geen recht op nabestaandenuitkering wegens vermeende onvolledige voorlichting
4.6. Het standpunt van appellante dat haar, in strijd met de wettelijke bepalingen, een nabestaandenuitkering toekomt omdat de Svb niet tijdig heeft gewezen op de mogelijkheid van een vrijwillige verzekering, wordt niet gevolgd. Het ligt primair op de weg van degene die in het buitenland gaat wonen om zich op de hoogte te stellen van de gevolgen daarvan en desgewenst de nodige maatregelen te treffen, zoals bijvoorbeeld een vrijwillige verzekering. In het geval van appellante komt daar nog bij dat haar echtgenoot zich aantoonbaar heeft gerealiseerd dat hij vanaf april 2016 niet langer verzekerd was voor in ieder geval de AKW. Ook behoorden appellante en haar echtgenoot niet tot de categorie van personen die de Svb actief pleegt voor te lichten over de mogelijkheid van vrijwillige verzekering.
Conclusie
4.7. Uit overweging 4.3 tot en met 4.6 volgt dat de Svb de aanvraag om een ANW-uitkering terecht heeft afgewezen. De aangevallen uitspraak zal daarom worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum als voorzitter en A. van Gijzen en M. Wolfrat als leden, in tegenwoordigheid van D. Al-Zubaidi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 25 mei 2023.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) D. Al-Zubaidi
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.
Bijlage
ANW
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
d. nabestaande: de echtgenoot van degene, die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van deze wet;
(…)
Artikel 14
1. Recht op nabestaandenuitkering heeft de nabestaande die:
(…)
Vo 883/2004 (Basisverordening)
Artikel 11 Algemene regels
1. Degenen op wie deze verordening van toepassing is, zijn slechts aan de wetgeving van één lidstaat onderworpen. Welke die wetgeving is, wordt overeenkomstig deze titel vastgesteld.
2. (…)
3. Behoudens de artikelen 12 tot en met 16:
a. a) geldt voor degene die werkzaamheden al dan niet in loondienst verricht in een lidstaat, de wetgeving van die lidstaat;
(…)
Artikel 13 Verrichten van werkzaamheden in twee of meer lidstaten
(..)
2. Op degene die in twee of meer lidstaten werkzaamheden anders dan in loondienst pleegt te verrichten, is van toepassing:
a. a) de wetgeving van de lidstaat waar hij woont, indien hij aldaar een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht,
of
b) de wetgeving van de lidstaat waar zich het centrum van belangen van zijn werkzaamheden bevindt, indien hij niet woont in een van de lidstaten waar hij een substantieel gedeelte van zijn werkzaamheden verricht.
Artikel 51 Bijzondere bepalingen inzake samentelling van tijdvakken van verzekering of van wonen met het oog op het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkering
(…)
3. Indien de wetgeving of een bijzondere regeling van een lidstaat het verkrijgen, het behoud of het herstel van het recht op uitkeringen afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de betrokkene verzekerd is op het tijdstip van het intreden van de verzekerde gebeurtenis, wordt deze voorwaarde geacht te zijn vervuld indien de betrokkene voorheen op grond van de wetgeving of de bijzondere regeling van deze lidstaat verzekerd is geweest en, op het tijdstip van het intreden van de verzekerde gebeurtenis, voor hetzelfde risico onder de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd is of, bij gebreke daarvan, indien voor hetzelfde risico onder de wetgeving van een andere lidstaat een uitkering is verschuldigd. (...)