Home

Centrale Raad van Beroep, 21-05-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1067, 22/1099 PW

Centrale Raad van Beroep, 21-05-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1067, 22/1099 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
21 mei 2024
Datum publicatie
12 juni 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1067
Zaaknummer
22/1099 PW

Inhoudsindicatie

Intrekking en terugvordering bijstand. Niet in Nederland woonachtig. De onderzoeksresultaten van het college voldoende feitelijke grondslag bieden voor het oordeel dat hij in de te beoordelen periode niet in Nederland woonde. Uit de bankafschriften van appellant, het gebruik van zijn pinpas in Nederland en de beschikbare vluchtgegevens volgt dat appellant van de (afgerond) 98 maanden in de onderzoeksperiode ongeveer 87 maanden in Indonesië heeft verbleven.

Uitspraak

22/1099 PW

Datum uitspraak: 21 mei 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 februari 2022, 21/1455 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen (college)

SAMENVATTING

In deze zaak gaat het om de intrekking van bijstand omdat appellant al jaren niet in Nederland woont, maar in Indonesië. De Raad oordeelt dat het college de bijstand terecht heeft ingetrokken.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. K.A. Faber, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 januari 2024. Voor appellant is verschenen mr. Faber. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Wassens en C. Brouwer.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. De Raad gaat bij de beoordeling van het hoger beroep uit van de volgende feiten en omstandigheden.

1.1.

Appellant ontving vanaf 11 juni 2012 bijstand, laatstelijk ingevolge de Participatiewet (PW). Appellant beschikte niet over een zelfstandige woonruimte, maar stond in de Basisregistratie personen ingeschreven op het adres van zijn zus en haar echtgenoot.

1.2.

Naar aanleiding van een anonieme melding op 29 april 2020 dat appellant al jaren in Indonesië woont, is het college een onderzoek gestart naar zijn woon- en leefsituatie. In dit kader heeft een handhavingsmedewerker van de gemeente Heerenveen appellant gehoord op 17 augustus 2020, 24 augustus 2020 en 15 september 2020. Hiervan zijn gespreksverslagen gemaakt, die appellant heeft ondertekend. Verder heeft de handhavingsmedewerker vluchtgegevens opgevraagd bij appellant en diverse luchtvaartmaatschappijen. Ook heeft de handhavingsmedewerker de door appellant overgelegde bankafschriften over de periode van juli 2012 tot en met juli 2020 (onderzoeksperiode) geanalyseerd. De onderzoeksbevindingen zijn opgenomen in een rapportage van 28 september 2020.

1.3.

De resultaten van het onderzoek zijn voor het college aanleiding geweest om met een besluit van 13 oktober 2020, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 12 maart 2021, de bijstand met ingang van 11 juni 2012 in te trekken en de over de periode van 11 juni 2012 tot en met 31 juli 2020 gemaakte kosten van bijstand tot een bedrag van € 77.505,89 van appellant terug te vorderen. Hieraan heeft het college, voor zover van belang, ten grondslag gelegd dat appellant hoofdzakelijk in Indonesië heeft verbleven en dat het centrum van zijn maatschappelijk leven zich daar heeft afgespeeld.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Standpunt van appellant

3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING