Centrale Raad van Beroep, 29-05-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1074, 23/2591 ZW
Centrale Raad van Beroep, 29-05-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1074, 23/2591 ZW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 29 mei 2024
- Datum publicatie
- 12 juni 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:1074
- Zaaknummer
- 23/2591 ZW
Inhoudsindicatie
Beëindiging ZW-uitkering en weigering WIA-uitkering. Kort voor het verstrijken van de wachttijd wordt appellante hersteld verklaard. Appellante kan meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag. Geselecteerde functies zijn passend voor appellante. WIA-uitkering geweigerd omdat de wachttijd niet is vervuld.
Uitspraak
23/2591 ZW
Datum uitspraak: 29 mei 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 27 juli 2023, 22/733 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
SAMENVATTING
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de ZW-uitkering van appellante per 24 september 2021 heeft beëindigd en per 30 september 2021 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aan appellante heeft geweigerd. Volgens appellante was zij op de genoemde data door haar (medische) beperkingen niet in staat om passende functies te verrichten zodat zij onveranderd recht heeft op een ZWuitkering en aansluitend daarop in aanmerking komt voor een WIA-uitkering. De Raad volgt dit standpunt niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd en terecht heeft geweigerd een WIA-uitkering aan appellante toe te kennen.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. J.I.T. Sopacua, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 24 april 2024. Voor appellante is verschenen mr. Sopacua. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.C.M. Levels.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante heeft voor het laatst gewerkt als medewerker servicedesk voor 24 uur per
week. Op 3 oktober 2019 heeft zij zich ziekgemeld met lichamelijke klachten. Het Uwv heeft appellante een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Appellante heeft op 22 juni 2021 een uitkering op grond van de Wet WIA aangevraagd.
In het kader van een toetsing verbetering belastbaarheid in het tweede ziektejaar (TVB2) en de WIA-aanvraag heeft appellante op 22 juli 2021 het spreekuur bezocht van een verzekeringsarts. Deze arts heeft appellante belastbaar geacht met inachtneming van de beperkingen die zijn neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 26 juli 2021. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor haar laatste werk. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens voor appellante functies geselecteerd. Het Uwv heeft bij besluit van 23 augustus 2021 de ZW-uitkering van appellante met ingang van 24 september 2021 beëindigd, omdat zij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Bij besluit van eveneens 23 augustus 2021 heeft het Uwv aan appellante per 30 september 2021 een WIA-uitkering geweigerd omdat de wachttijd niet is vervuld.
Bij besluit van 16 februari 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv de hiertegen door appellante gemaakte bezwaren ongegrond verklaard. Hieraan liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Omdat het bestreden besluit pas in beroep is voorzien van een afdoende arbeidskundige motivering heeft de rechtbank toepassing gegeven aan artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en is het Uwv veroordeeld tot vergoeding van proceskosten en griffierecht. De rechtbank heeft overwogen dat het Uwv te allen tijde bevoegd is om een ZW-beoordeling uit te voeren en te onderzoeken of appellante voldeed aan de voorwaarden voor het recht op ziekengeld na het eerste ziektejaar en, nadat was vastgesteld dat appellante daaraan niet meer voldeed, over te gaan tot beëindiging van het ziekengeld per 24 september 2021, ook al was dit kort voor het einde van de wachttijd van 104 weken. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat geen reden bestaat voor het oordeel dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig is geweest. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat er naar aanleiding van wat appellante heeft aangevoerd geen grond is om het medisch rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep voor onjuist te houden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank heeft daarnaast onder verwijzing naar vaste rechtspraak van de Raad1 geoordeeld dat het Uwv niet gehouden was een nieuwe voorselectie uit te voeren.
Het standpunt van appellante
Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat met name haar beperkingen in de rubrieken 3 tot en met 5 zijn onderschat maar dat ook een urenbeperking had moeten worden aangenomen. Verder heeft appellante aangevoerd dat sprake is van misbruik van recht omdat het Uwv kort voor het einde van de wachttijd een herbeoordeling in het kader van de ZW heeft uitgevoerd. Door de beëindiging van de
ZW-uitkering wordt appellante in de toekomst ook de mogelijkheid ontnomen van een geslaagd Amber-verzoek. Dit is onevenredig. Daarnaast heeft de rechtbank ten onrechte geen procespunt toegekend voor het indienen van een aanvullend beroepschrift, waardoor het Uwv is veroordeeld tot een te lage proceskostenvergoeding.
Het standpunt van het Uwv
Het Uwv heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.