Home

Centrale Raad van Beroep, 21-05-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1142, 22/3503 PW

Centrale Raad van Beroep, 21-05-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1142, 22/3503 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
21 mei 2024
Datum publicatie
21 juni 2024
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1142
Zaaknummer
22/3503 PW

Inhoudsindicatie

Herziening en terugvordering AIO. Toepassing zesmaandenjurisprudentie. De ratio van de zesmaandenjurisprudentie is dat door het stilzitten van een bestuursorgaan de ten onrechte verleende bijstand onnodig hoog is opgelopen. De Svb heeft concrete informatie over het Sloveense pensioen van appellant rechtstreeks ontvangen van het Sloveense pensioenfonds en appellanten hierover heeft geïnformeerd. In vaste rechtspraak is tot uitdrukking gebracht dat het concrete signaal afkomstig moet zijn van de betrokkene. Maar gelet op de ratio van de zesmaandenjurisprudentie, bestaat aanleiding om ook in deze zaak de zesmaandenjurisprudentie toe te passen.

Uitspraak

22/3503 PW

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van

30 september 2022, 22/1449 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

Datum uitspraak: 21 mei 2024

In deze zaak staat centraal of de Svb de periode van terugvordering van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van appellanten had moeten inkorten. De Raad oordeelt dat de Svb de zesmaandenjurisprudentie, gelet op de bedoeling daarvan, had moeten toepassen. Dat wil zeggen dat de Svb actie had moeten ondernemen binnen zes maanden nadat de Svb door het Sloveense pensioenfonds was geïnformeerd over de hoogte van het pensioen van appellant.

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. S.C. Scheermeijer, advocaat, hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift en een nadere reactie ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 16 januari 2024. Appellanten zijn verschenen, bijgestaan door mr. Scheermeijer, die door middel van een videoverbinding aan de zitting heeft deelgenomen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellant ontvangt sinds 30 mei 2016 een pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet en daarnaast ontvangen appellanten samen vanaf 7 juni 2016 een AIO-aanvulling. Appellanten ontvangen maandelijks € 751,64 aan AIO-aanvulling.

1.2.

De Svb heeft op 10 juni 2016 een pensioen aangevraagd voor appellant bij The Institute for Pension and Disability Insurance in Slovenië (het Sloveense pensioenfonds). De Svb heeft op 27 maart 2017 het besluit van het Sloveense pensioenfonds ontvangen en een samenvatting van dat besluit op 3 april 2017 toegestuurd aan appellant. Uit het besluit blijkt dat appellant met ingang van 30 mei 2016 een pensioen uit Slovenië ontvangt. Het jaarbedrag van dit pensioen is € 917,88, dus € 76,49 per maand.

1.3.

Naar aanleiding van een melding van de Belastingdienst van 26 mei 2021, dat er een verschil is in buitenlands inkomen, is de Svb een onderzoek gestart naar de inkomsten van appellanten.

1.4.

Met een besluit van 3 november 2021, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 18 februari 2022 (bestreden besluit), heeft de Svb het recht op AIO-aanvulling van appellanten over de periode van 7 juni 2016 tot en met augustus 2021 herzien en een bedrag van € 1.533,73 teruggevorderd. De reden van de herziening en terugvordering is dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden door niet te melden dat appellant een pensioen ontvangt uit Slovenië. Zij hebben hierdoor te veel AIO-aanvulling ontvangen. Omdat de Svb onvoldoende actie heeft ondernomen na ontvangst van het besluit van het Sloveense pensioenfonds heeft de Svb de terugvordering gematigd door de periode van terugwerkende kracht met 75% te verlagen en te beperken tot de periode van mei 2020 tot en met augustus 2021.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat appellanten de inlichtingenverplichting niet hebben geschonden. Maar de Svb mocht de AIO-aanvulling terugvorderen op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder a, van de PW. Er is niet voldaan aan de voorwaarden voor het toepassen van de zesmaandenjurisprudentie. De relevante informatie had dan afkomstig moeten zijn van appellanten zelf. Dat is hier niet zo.

Het standpunt van appellanten

3. Appellanten zijn het met die uitspraak van de rechtbank niet eens, voor zover de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand heeft gelaten. Wat appellanten hiertegen hebben aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels