Home

Centrale Raad van Beroep, 13-06-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1203, 22/1865 WSF

Centrale Raad van Beroep, 13-06-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1203, 22/1865 WSF

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
13 juni 2024
Datum publicatie
26 juni 2024
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1203
Zaaknummer
22/1865 WSF

Inhoudsindicatie

Appellant heeft geen recht op studiefinanciering in de periode van januari 2020 tot en met juni 2020. In de periode van januari 2020 tot en met maart 2020 wordt hij niet als migrerend werknemer beschouwd omdat er sprake is van marginale arbeid. Na het stoppen van de werkzaamheden is er geen sprake van behoud van werknemerschap van april 2020 tot juni 2020.

Uitspraak

22/1865 WSF

Datum uitspraak: 13 juni 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 april 2022, 20/5317 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellant] te [woonplaats] (Spanje) (appellant)

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)

SAMENVATTING

De Raad is van oordeel dat de uitgangspunten in het nieuwe beleid van de minister ter invulling van het begrip werknemer in de zin van het Unierecht aanvaardbaar zijn. De minister hoefde appellant in de hier aan de orde zijnde periode niet als migrerend werknemer aan te merken.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. P.S. Folsche, advocaat, hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 11 april 2024. Appellant heeft via een beeldverbinding aan de zitting deelgenomen en werd bijgestaan door mr. G. Gabrelian, advocaat, en [X], tolk. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Bouhuys.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.

Appellant heeft de Spaanse nationaliteit. Bij besluit van 19 juli 2019 heeft de minister, voor zover hier van belang, aan appellant voor de periode augustus 2019 tot en met oktober 2019 studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) toegekend, onder andere in de vorm van een lening.

1.2.

Bij besluit van 6 december 2019, gehandhaafd na bezwaar bij besluit van 14 juli 2020, heeft de minister de aanvraag van appellant voor een lening voor de periode november 2019 tot en met december 2020 afgewezen. Appellant kan volgens de minister in die periode niet als migrerend werknemer worden aangemerkt.

Uitspraak van de rechtbank

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat het geschil tussen partijen beperkt is tot de periode november 2019 tot en met augustus 2020. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaard voor zover het betreft de maanden november 2019 en december 2019 en ongegrond verklaard voor zover het betreft de periode januari 2020 tot en met augustus 2020. Verder heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd voor zover dat ziet op de maanden november 2019 en december 2019, het besluit van 6 december 2019 herroepen voor zover dat ziet op de maanden november 2019 en december 2019 en bepaald dat appellant in die maanden recht heeft op studiefinanciering in de vorm van een lening. De rechtbank is van oordeel dat appellant in de maanden november en december 2019 als migrerend werknemer moet worden aangemerkt, maar niet in de periode van januari 2020 tot en met augustus 2020. De gewerkte uren in deze periode zijn dermate gering dat sprake is van louter marginale en bijkomstige werkzaamheden.

Het standpunt van appellant

3.1.

De gemachtigde van appellant heeft ter zitting te kennen gegeven dat het hoger beroep beperkt is tot het oordeel van de rechtbank over de periode januari 2020 tot en met juni 2020. Appellant heeft aangevoerd dat hij in de maanden januari 2020 tot en met maart 2020 migrerend werknemer was op basis van door hem verrichte werkzaamheden in loondienst. In de maanden april 2020 tot en met juni 2020 heeft hij, zo is ter zitting verklaard, niet meer gewerkt maar heeft hij de status van migrerend werknemer behouden totdat hij per juli 2020 uit Nederland is vertrokken. Hij heeft de status behouden omdat hij in verband met de coronapandemie niet meer werd opgeroepen.

3.2.

De minister heeft de Raad verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak van belang zijnde wettelijke regels