Home

Centrale Raad van Beroep, 11-06-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1225, 22/2737 PW

Centrale Raad van Beroep, 11-06-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1225, 22/2737 PW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
11 juni 2024
Datum publicatie
2 juli 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1225
Zaaknummer
22/2737 PW

Inhoudsindicatie

Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand. Gemist inkomen tijdens verblijf in buitenland. Geen zeer dringende redenen. Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij verkeerde in een acute noodsituatie. Dat appellant Kenia niet kon verlaten op de geplande uitreisdatum door de coronapandemie en de daarmee samenhangende reisbeperkingen, is daarvoor niet toereikend. Weliswaar vormden die als overmacht te kwalificeren omstandigheden de redenen waarom appellant niet eerder kon terugkeren naar Nederland, maar die omstandigheden hebben voor hem persoonlijk niet een acute noodsituatie opgeleverd.

Uitspraak

22/2737 PW

Datum uitspraak: 11 juni 2024

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 22 juli 2022, 21/1979 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (college)

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor gemist inkomen over de periode dat appellant in het buitenland verbleef. Appellant beroept zich op zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW. De Raad oordeelt dat het college de aanvraag terecht heeft afgewezen.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. L.A. Fischer, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 30 april 2024. Voor appellant is mr. Fischer verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Liefting.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellant is op 18 maart 2020 vertrokken naar Kenia. Op 8 augustus 2020 is appellant teruggekeerd in Nederland. Voor vertrek was appellant werkzaam als uitzendkracht. Na terugkeer in Nederland heeft appellant zijn werkzaamheden weer voortgezet.

1.2.

Na afwijzing van een aanvraag om een uitkering op grond van de Werkloosheidswet heeft appellant op 21 september 2020 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand op grond van de PW. Op het daartoe strekkende aanvraagformulier heeft appellant vermeld dat hij bijzondere bijstand aanvraagt ter overbrugging van gemist inkomen als gevolg van de lockdown in Kenia. Verder heeft appellant op het formulier vermeld dat hij als gevolg van de uitbraak van corona niet meer uit Kenia kon terugkeren. Appellant verzoekt om bijzondere bijstand ter hoogte van vier maanden algemene bijstand naar de norm voor een alleenstaande.

1.3.

Met een besluit van 27 januari 2021, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 23 maart 2021 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant vanwege verblijf in het buitenland geen recht heeft op bijzondere bijstand en dat het enkele feit dat appellant buiten zijn macht buiten Nederland verblijf heeft moeten houden niet maakt dat sprake is van zeer dringende redenen die op grond van artikel 16, eerste lid, van de PW noodzaken tot verlening van de gevraagde bijstand.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.

Het standpunt van appellant

3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat hij op grond van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de PW recht op bijstand heeft. Hij kon door de coronamatregelen niet eerder vanuit Kenia naar Nederland terugkeren en heeft daardoor inkomen gemist.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING