Home

Centrale Raad van Beroep, 27-06-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1267, 23/1478 AOW

Centrale Raad van Beroep, 27-06-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1267, 23/1478 AOW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
27 juni 2024
Datum publicatie
5 juli 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1267
Zaaknummer
23/1478 AOW

Inhoudsindicatie

Herziening en terugvordering AOW-pensioen met terugwerkende kracht naar de norm van een gehuwde. Appellant en zijn partner leefden niet duurzaam gescheiden van elkaar. De Svb kan echter worden verweten dat hij lange tijd geen gevolgen heeft verbonden aan informatie waaruit bleek dat appellant gehuwd was, waardoor het ten onrechte ontvangen bedrag hoog is opgelopen. De Raad oordeelt dat de terugwerkende kracht van de herziening verder moet worden gematigd dan de 25% die de Svb heeft toegepast, wat ook gevolgen heeft voor de terugvordering. De Svb moet een nieuw besluit nemen over de herziening en terugvordering. Daarbij moet de Svb ook aangeven op welke wijze hij rekening heeft gehouden met de gevolgen die de terugvordering voor appellant heeft.

Uitspraak

23/1478 AOW

Datum uitspraak: 27 juni 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 april 2023, 22/5229 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over de vraag of de Svb het AOW-pensioen van appellant terecht met terugwerkende kracht heeft herzien naar de norm van een gehuwde. De Raad oordeelt dat de herziening terecht is, omdat appellant en zijn partner niet duurzaam gescheiden van elkaar leefden. De Svb kan echter worden verweten dat hij lange tijd geen gevolgen heeft verbonden aan informatie waaruit bleek dat appellant gehuwd was, waardoor het ten onrechte ontvangen bedrag hoog is opgelopen. De Raad oordeelt dat de terugwerkende kracht van de herziening verder moet worden gematigd dan de 25% die de Svb heeft toegepast, wat ook gevolgen heeft voor de terugvordering. De Svb moet een nieuw besluit nemen over de herziening en terugvordering. Daarbij moet de Svb ook aangeven op welke wijze hij rekening heeft gehouden met de gevolgen die de terugvordering voor appellant heeft.

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. I.P.M. Boelens, advocaat, hoger beroep ingesteld.

De Svb heeft een verweerschrift ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 11 januari 2024. Voor appellant is mr. Boelens verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. O.F.M. Vonk.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellant ontving vanaf 29 maart 2015 een AOW-pensioen1 naar de norm van een ongehuwde (ongehuwdenpensioen). Op 8 november 2015 is appellant in Indonesië gehuwd met [echtgenote] (echtgenote). Appellant heeft dit huwelijk kort daarna in de BRP2 laten registreren. De echtgenote van appellant is na het huwelijk in Indonesië blijven wonen.

1.2.

De Svb heeft op 12 februari 2016 een systeemmelding gekregen met als reden: ‘GBAselectie verwerkt voor bekend persoon. Partner kan niet worden opgevoerd. Achternaam wordt afgekapt’. In de bij de melding bijgevoegde informatie staat onder het kopje ‘categorie 05, huwelijk’ de naam, geboortedatum, geboorteplaats en het geboorteland van de echtgenote van appellant vermeld, evenals de datum van de huwelijkssluiting.

1.3.

De echtgenote van appellant is in december 2021 naar Nederland gekomen vanwege de verslechterde gezondheid van appellant. Naar aanleiding van haar inschrijving op het adres van appellant is de Svb een onderzoek gestart. Bij besluit van 12 april 2022 heeft de Svb het AOW-pensioen van appellant met ingang van december 2015 herzien naar de norm van een gehuwde (gehuwdenpensioen). Hierdoor heeft appellant een bedrag van € 30.181,65 te veel ontvangen, dat de Svb van appellant terugvordert.

1.4.

Met een besluit van 14 oktober 2022 (bestreden besluit) heeft de Svb met toepassing van zijn beleid3 bepaald dat het AOW-pensioen van appellant met ingang van 1 september 2017 in plaats van 1 december 2015 moet worden herzien. Daartoe heeft de Svb besloten, omdat de Svb naar aanleiding van de melding van 12 februari 2016 had kunnen weten dat appellant was gehuwd en daarom eerder het AOW-pensioen had kunnen herzien naar de norm van een gehuwde. De terugvordering wordt daarom verlaagd tot € 22.270,32.

Uitspraak van de rechtbank

2.1.

De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft overwogen dat appellant slechts recht heeft op een ongehuwdenpensioen als uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat sprake is van duurzaam gescheiden leven. De Svb heeft aannemelijk gemaakt dat van duurzaam gescheiden leven geen sprake is.

2.2.

Er zijn volgens de rechtbank ook geen andere redenen waardoor de Svb van herziening met terugwerkende kracht af had moeten zien. Appellant heeft de inlichtingenplicht van artikel 49 van de AOW geschonden door zijn in het buitenland gesloten huwelijk niet te melden bij de Svb. Het feit dat appellant zijn huwelijk bij de gemeente heeft gemeld, maakt niet dat appellant dit niet ook aan de Svb moest doorgeven. Zowel bij de pensioenaanvraag als bij de beschikking van 22 december 2014 heeft de Svb aangegeven welke wijzigingen appellant moet doorgeven aan de Svb. De Svb was dan ook gehouden het AOW-pensioen van appellant te herzien. Een beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken van dringende redenen om van terugvordering af te zien.

Het standpunt van appellant

3.1

Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het standpunt van de Svb

3.2.

De Svb verzoekt om bevestiging van de aangevallen uitspraak.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke en beleidsregels