Home

Centrale Raad van Beroep, 18-07-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1439, 22/2508 WSF

Centrale Raad van Beroep, 18-07-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1439, 22/2508 WSF

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
18 juli 2024
Datum publicatie
22 juli 2024
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1439
Zaaknummer
22/2508 WSF

Inhoudsindicatie

Afwijzing verzoek om loskoppeling. Langdurig ernstig verstoorde verhouding tussen ouder en student. In het onderhavige geval is voldoende komen vast te staan dat voldaan is aan de voorwaarde van geen wezenlijk contact in de zin van het Bsf 2000. Opdracht aan de minister om binnen vier weken na deze uitspraak een nader besluit te nemen over de aanspraken van appellante op een aanvullende beurs vanaf 1 september 2020. Proceskostenvergoeding.

Uitspraak

22/2508 WSF

Centrale Raad van Beroep

Enkelvoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 14 juni 2022, 21/1002 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (minister)

Datum uitspraak: 18 juli 2024

SAMENVATTING

De Raad is van oordeel dat voldaan is aan de loskoppelingsgrond van geen wezenlijk contact. De minister zal een nader besluit moeten nemen over de aanspraak van appellante op een aanvullende beurs vanaf 1 september 2020 zonder rekening te houden met het inkomen (en met een alimentatieverplichting) van haar vader.

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. S.E. Silbermann, advocaat, hoger beroep ingesteld. De minister heeft een verweerschrift ingediend.

Mr. G.G. Kranendonk heeft zich als opvolgend gemachtigde van appellante gesteld.

Partijen hebben nadere stukken ingediend.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 6 juni 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door haar moeder en mr. Kranendonk. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Bouhuys.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1.1.

Appellante, geboren op [geboortedatum] 2002, heeft op 28 juli 2020 bij de minister een aanvraag ingediend om bij de vaststelling van de aanvullende beurs vanaf 1 september 2020 geen rekening te houden met het inkomen van haar vader (verzoek om loskoppeling).

1.2.

Bij besluit van 19 augustus 2020, gehandhaafd na bezwaar bij besluit van 15 maart 2021 (bestreden besluit), heeft de minister het verzoek om loskoppeling afgewezen.

Uitspraak van de rechtbank

2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een ernstig en structureel conflict tussen appellante en haar vader als bedoeld in de artikelen 3.14 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) en 6, eerste lid, aanhef en onder a, en 7 van het Besluit studiefinanciering 2000 (Bsf 2000). Uit de door appellante overgelegde verklaringen volgt dat de relatie tussen appellante en haar vader ernstig verstoord is en dat het gedrag van haar vader voor appellante heel verdrietig en pijnlijk is geweest. De door appellante gestelde omstandigheden zijn echter, in het licht van de situaties genoemd in de Nota van Toelichting bij het Bsf 2000, onvoldoende zwaarwegend om te kunnen spreken van een ernstig en structureel conflict als bedoeld in de wet. Uit de verklaring van psychotherapeut C. Exler van 20 februari 2021 blijkt niet van zodanige psychische klachten als gevolg van de verstoorde relatie tussen appellante en haar vader dat daaraan de conclusie moet worden verbonden dat loskoppeling de enige weg is. Verder is, in het licht van de vaste rechtspraak van de Raad1, geen sprake van een situatie als bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, aanhef en onder c, en 9 van het Bsf 2000. Uit de door appellante afgelegde verklaring blijkt dat zij vanaf haar twaalfde jaar nog enig contact met haar vader heeft gehad. Gelet op de strikte uitleg van het begrip wezenlijk contact is het sporadische en oppervlakkige karakter van het contact dat appellante met haar vader had, onvoldoende voor het oordeel dat loskoppeling is aangewezen.

Het standpunt van partijen

3.1.

Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat voldaan is aan de loskoppelingsgronden ernstig en structureel conflict en het ontbreken van wezenlijk contact. Uit de verklaringen van appellante en haar moeder volgt dat de vader van appellante vanaf 2006 ernstig tekortschiet in het vaderschap op fysiek, emotioneel en financieel vlak. Het feit dat appellante tot 2020 heeft geprobeerd om een band met haar vader op te bouwen doet hier niet aan af. Uit de verklaring van de psychotherapeut volgt dat appellante psychische schade heeft opgelopen door het tekortschietende gedrag van haar vader en dat afstand van hem nemen voor haar de enige manier was om mentaal gezond te worden. Verder heeft appellante een beroep op het gelijkheidsbeginsel gedaan onder verwijzing naar een zaak waarin de minister wel tot loskoppeling is overgegaan. Ten slotte wordt een beroep op de hardheidsclausule gedaan. De strikte uitleg van de conflicteis en het ontbreken van wezenlijk contact leidt tot onevenredige gevolgen voor appellante.

3.2.

De minister heeft de Raad verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels