Centrale Raad van Beroep, 17-07-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1455, 23/3234 WIA
Centrale Raad van Beroep, 17-07-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1455, 23/3234 WIA
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 17 juli 2024
- Datum publicatie
- 23 juli 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:1455
- Zaaknummer
- 23/3234 WIA
Inhoudsindicatie
Dagloon van de aan betrokkene toegekende IVA-uitkering juist vastgesteld. Het Uwv heeft terecht geen rekening gehouden met de waarnemingstoeslag. Ten aanzien van de waarnemingstoeslag is geen sprake van in de referteperiode opgebouwde bedragen ten behoeve van een arbeidsvoorwaardenbedrag, zoals bedoeld in factor C van de formule die is opgenomen in artikel 16, eerste lid, van het Dagloonbesluit. Het Uwv heeft de waarnemingstoeslag daarom terecht niet betrokken bij de vaststelling van het dagloon van betrokkene.
Uitspraak
23/3234 WIA
Datum uitspraak: 17 juli 2024
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 7 november 2023, 23/286 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[Betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)
Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv het dagloon van de aan betrokkene toegekende IVA-uitkering juist heeft vastgesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat bij de vaststelling van het dagloon ten onrechte geen rekening is gehouden met een aan betrokkene buiten de referteperiode betaalde waarnemingstoeslag. Het Uwv is hiertegen in hoger beroep gegaan. De Raad komt tot het oordeel dat het Uwv terecht geen rekening heeft gehouden met de waarnemingstoeslag en het dagloon juist heeft vastgesteld.
PROCESVERLOOP
Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.
Namens betrokkene heeft mr. E.J. Bek een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2024. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W. van de Graaff-Eggink. Voor betrokkene is mr. Bek verschenen.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Betrokkene heeft vanaf 1 maart 2009 gewerkt bij de [werkgever],
laatstelijk in de functie van [naam functie 1] Van 1 juli 2019 tot 1 januari 2020 heeft betrokkene de functie van [naam functie 2] waargenomen. Hij kreeg hiervoor een toeslag van 5% over zijn salaris (waarnemingstoeslag). De waarnemingstoeslag ten bedrage van € 954,00 bruto is in februari 2020 aan betrokkene uitbetaald.
Op 13 januari 2020 heeft betrokkene zich ziekgemeld. Na afloop van de voorgeschreven
wachttijd heeft het Uwv bij besluit van 5 oktober 2022 aan betrokkene met ingang van 10 januari 2022 een IVA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toegekend. De hoogte van de IVA-uitkering is gebaseerd op het door het Uwv vastgestelde dagloon van € 188,04. Dit dagloon is berekend op basis van het loon dat betrokkene heeft ontvangen in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2019 (referteperiode). De waarnemingstoeslag is hierin niet meegenomen.
Bij besluit van 6 december 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van
betrokkene tegen het besluit van 5 oktober 2022 ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van betrokkene tegen het bestreden besluit gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat het Uwv een nieuw besluit op het bezwaar moet nemen met inachtneming van de uitspraak. Naar het oordeel van de rechtbank moet de waarnemingstoeslag worden aangemerkt als een arbeidsvoorwaardenbedrag als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d van het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen (Dagloonbesluit) en had het Uwv dit daarom moeten betrekken bij de vaststelling van het dagloon. De definitie van een arbeidsvoorwaardenbedrag in het Dagloonbesluit en de tekst van de Nota van Toelichting bij het besluit van 19 februari 2021, houdende wijziging van het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten, het Dagloonbesluit werknemersverzekeringen, en enkele andere besluiten in verband met het arbeidsvoorwaardenbedrag1 (Nota van Toelichting) bieden geen aanknopingspunten voor het standpunt van het Uwv dat alleen een Individueel Keuze Budget (IKB) of een daarmee overeenkomend budget zoals een Employee Benefit Budget (EBB) als een arbeidsvoorwaardenbedrag kan worden aangemerkt. Dat de wijziging van het Dagloonbesluit per 1 januari 2022 met name betrekking had op de situatie van het IKB betekent niet dat andere arbeidsvoorwaarden niet als een arbeidsvoorwaardenbedrag kunnen worden aangemerkt. De in de Nota van Toelichting genoemde voorbeelden van loonbestanddelen die een bijdrage kunnen leveren aan het arbeidsvoorwaardenbedrag zijn, zoals volgt uit het woord “zoals”, niet limitatief. Daarbij is ook van belang dat bijvoorbeeld het door de wetgever genoemde voorbeeld van een ‘bijzondere beloning’ een loonbestanddeel is dat niet onder IKB valt, maar volgens de Nota van Toelichting wél is te scharen onder het arbeidsvoorwaardenbedrag. Ook het standpunt van het Uwv dat als bedoeld was om de waarnemingstoeslag als arbeidsvoorwaardenbedrag aan te merken deze had moeten worden opgenomen in paragraaf 2.5 van de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) van de Rabobank die gaat over EBB en niet in een aparte paragraaf (2.7), heeft de rechtbank niet gevolgd.
Het standpunt van het Uwv
Het Uwv is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Het Uwv heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat de aan betrokkene toegekende waarnemingstoeslag niet kan worden aangemerkt als een arbeidsvoorwaardenbedrag als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder d, van het Dagloonbesluit en daarom terecht niet is betrokken bij de vaststelling van het dagloon. Volgens het Uwv kan alleen sprake zijn van een arbeidsvoorwaardenbedrag als dit in de individuele arbeidsovereenkomst of de cao als zodanig is afgesproken. Bovendien moet het gaan om een arbeidsvoorwaarde die leidt tot een opbouw van een deel van het loon tot een later moment van uitbetaling. Aan deze voorwaarden is in dit geval niet voldaan.
Het standpunt van betrokkene
Betrokkene heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. Hij heeft naar voren gebracht dat de waarnemingstoeslag tijdens de waarnemingsperiode, die in de referteperiode ligt, is opgebouwd op basis van een afspraak in de cao. Het gaat om een toekomstig loonbestanddeel dat leidt tot loon als bedoeld in artikel 16 van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv). Daarmee is volgens betrokkene voldaan aan de definitie van het begrip arbeidsvoorwaardenbedrag.