Centrale Raad van Beroep, 18-07-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1487, 22/2084 WMO15
Centrale Raad van Beroep, 18-07-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1487, 22/2084 WMO15
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 18 juli 2024
- Datum publicatie
- 28 augustus 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:1487
- Zaaknummer
- 22/2084 WMO15
Inhoudsindicatie
Vaststelling maatwerkvoorziening Wmo 2015 voor huishoudelijke hulp van 313 minuten per week. Geen ruimte voor het strijken van de was omdat dit niet noodzakelijk is om te kunnen participeren in de maatschappelijk of voor zelfredzaamheid. Appellante kan kiezen voor strijkvrije kleding. Vergoeding proceskosten en griffierecht.
Uitspraak
22/2084 WMO15
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 mei 2022, 21/3472 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Smallingerland (college)
Datum uitspraak: 18 juli 2024
Deze zaak gaat over de vraag of de omvang van de maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp terecht is vastgesteld op 300 minuten per week. De Raad beantwoordt deze vraag ontkennend en oordeelt dat appellante in aanmerking dient te komen voor een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp voor 313 minuten per week omdat twee slaapkamers als slaapkamer in gebruik zijn. Het beleid dat in de module wasverzorging geen minuten worden verstrekt voor strijken kan de toetsing doorstaan. Gestreken bovenkleding is in het algemeen niet noodzakelijk om te kunnen participeren in de maatschappij of voor de zelfredzaamheid. Burgers kunnen immers hun eigen kracht inzetten door voor strijkvrije bovenkleding te kiezen. Er is geen reden om in het geval van appellante tot een ander oordeel te komen.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. drs. P. Rijnsburger, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Op 4 december 2023 heeft mr. A.A.M. van Hoorn, advocaat, zich als opvolgend gemachtigde van appellante gesteld.
Appellante heeft nadere stukken overgelegd.
De Raad heeft de zaak – gedeeltelijk via beeldbellen – behandeld op een zitting van 6 juni 2024. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van Hoorn. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door L.J. Fukur.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante, geboren in 1984, ondervindt als gevolg van niet-aangeboren hersenletsel beperkingen bij het verrichten van huishoudelijke taken. In verband hiermee heeft het college bij besluit van 19 april 2021 appellante op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) – met inachtneming van een afbouwperiode – voor een periode tot en met 16 april 2023 in aanmerking gebracht voor een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp in de vorm van zorg in natura voor 235 minuten per week.
Bij besluit van 17 juni 2021 heeft het college – wederom met inachtneming van een afbouwperiode – de periode van de maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp in de vorm van zorg in natura voor 235 minuten per week tot en met 16 april 2025 verlengd.
Bij beslissing op bezwaar van 21 september 2021 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar tegen het besluit van 19 april 2021, dat op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht geacht wordt mede gericht te zijn tegen het besluit van 17 juni 2021, gegrond verklaard en appellante in aanmerking gebracht voor een vergoeding van de kosten in bezwaar. Het college heeft de indicatieperiode verlengd tot en met 16 april 2026 en de omvang van de maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp in de vorm van zorg in natura uitgebreid naar 300 minuten per week, waarvan 60 minuten voor het doen van boodschappen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank heeft geoordeeld dat appellante met de verstrekte maatwerkvoorziening voor huishoudelijke hulp voldoende is gecompenseerd voor haar beperkingen als het gaat om het schoonhouden van haar woning. Met deze maatwerkvoorziening heeft het college rekening gehouden met het schoonmaken van drie extra slaapkamers en extra tijd verstrekt wegens de aard van de beperkingen van appellante, het hanteren van een lager werktempo en een wekelijkse verschoning van het bed. Wat betreft het schoonmaken van de drie extra slaapkamers heeft de rechtbank overwogen dat deze niet elke week volledig in gebruik zijn. Appellante slaapt afwisselend in één van de slaapkamers. Gelet hierop heeft de rechtbank het redelijk geacht dat het college voor de schoonmaak van de drie extra slaapkamers is uitgegaan van drie maal vijf minuten per week. Verder heeft het college voor wasverzorging 55 minuten per week verstrekt. Het college heeft appellante geen minuten voor 'overname strijken' gegeven, omdat van appellante mag worden verwacht dat de reikwijdte van de werkzaamheden tot een minimum wordt beperkt door de aanschaf van strijkvrije kleding. Ook heeft het college in redelijkheid kunnen besluiten om geen tijd te verstrekken voor het bereiden van maaltijden. Appellante kan namelijk in haar 'goede weken' extra maaltijden bereiden en invriezen, die zij kan consumeren in een week dat ze niet in staat is om een maaltijd te maken. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat niet is gebleken dat appellante niet in staat is zelf de planning van de huishoudelijke werkzaamheden op zich te nemen.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens en heeft – kort samengevat ‑ aangevoerd dat het college onvoldoende rekening heeft gehouden met haar beperkingen, haar persoonlijke situatie en de beïnvloedingsfactoren in haar huishouden. Volgens appellante heeft het college ten onrechte geen (extra) tijd verstrekt voor het schoonmaken van alle slaapkamers wegens dagelijks gebruik, het strijken van de was, maaltijdverzorging en regievoering op het huishouden. Verder heeft het college geen rekening gehouden met de aanwezigheid van (hulp)katten in de woning. Gelet op haar beperkte belastbaarheid is appellante zelf niet in staat tot het verrichten van huishoudelijke taken.