Home

Centrale Raad van Beroep, 28-08-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1684, 22/285 ZW

Centrale Raad van Beroep, 28-08-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1684, 22/285 ZW

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
28 augustus 2024
Datum publicatie
29 augustus 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1684
Zaaknummer
22/285 ZW

Inhoudsindicatie

Beëindiging ZW-uitkering van appellant per 3 september 2020. Appellant is in staat de eerder in het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling geselecteerde functies en de laatstelijk verrichte werkzaamheden te verrichten. Voldoende medische en arbeidskundige grondslag.

Uitspraak

22/285 ZW

Datum uitspraak: 28 augustus 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 7 januari 2022, 20/6108 (aangevallen uitspraak) en uitspraak op het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade

Partijen:

[appellant] te [woonplaats] (appellant)

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

SAMENVATTING

Het gaat in deze zaak over de vraag of het Uwv terecht de ZW-uitkering van appellant per 3 september 2020 heeft beëindigd. Volgens appellant was hij toen door zijn (medische) beperkingen niet in staat de laatstelijk verrichte arbeid van taxichauffeur en de eerder bij de eerstejaars ZW-beoordeling geselecteerde functies te verrichten. De Raad volgt dit standpunt van appellant niet en komt tot het oordeel dat het Uwv de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd.

PROCESVERLOOP

Bij besluit van 4 september 2020 heeft het Uwv de uitkering van appellant op grond van de Ziektewet (ZW) per 3 september 2020 beëindigd. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het Uwv is bij besluit van 20 oktober 2020 (bestreden besluit) bij de beëindiging van de ZW-uitkering gebleven.

Appellant heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Namens appellant heeft mr. H. Temel, advocaat, hoger beroep ingesteld, verzocht om het Uwv te veroordelen tot vergoeding van schade en nadere stukken ingediend, waaronder een rapport van verzekeringsarts H.J.M. van der Planken . Het Uwv heeft een verweerschrift en een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 25 mei 2022 ingediend.

De Raad heeft partijen om een nadere reactie gevraagd. Partijen hebben daarop gereageerd. Het Uwv heeft een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 maart 2023 ingediend.

De Raad heeft het UWV om een nadere reactie gevraagd. Het UWV heeft bij brief van 18 januari 2024 gereageerd.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 14 maart 2024. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Temel. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door E.M.C. Beijen.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellant werkte als medewerker bagage op Schiphol voor 30 uur per week en is op 15 mei 2017 voor deze werkzaamheden uitgevallen, waarna hem een ZW-uitkering is toegekend. In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek en een arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. Het Uwv heeft bij besluit van 16 maart 2018 de ZW-uitkering van appellant per 25 april 2018 beëindigd, omdat hij met voor hem geschikte functies meer dan 65% kon verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.

1.2.

Het Uwv heeft appellant per 25 april 2018 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Appellant heeft van 2 september 2019 tot 8 december 2019 voor 14 uur per week taxi-werkzaamheden verricht als Medewerker groepsvervoer. De inkomsten uit deze werkzaamheden zijn op de WW-uitkering in mindering gebracht.

1.3.

Appellant heeft zich op 30 maart 2020 vanuit de WW ziekgemeld met schouderklachten, hartklachten en slaap- en concentratieproblemen. Hij heeft op 3 september 2020 het spreekuur bezocht van een arts. Deze arts heeft appellant per 3 september 2020 geschikt geacht voor zowel de functie van taxichauffeur voor 14 uur per week als de bij de EZWb geselecteerde functies van wikkelaar/samensteller elektronische apparatuur, administratief medewerker (documenten scannen) en productiemedewerker (samenstellen van producten). Het Uwv heeft bij besluit van 4 september 2020 de ZW-uitkering van appellant per 3 september 2020 beëindigd.

1.4.

In de bezwaarfase heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep onderzoek gedaan en een rapport opgesteld. Het Uwv heeft op basis hiervan geen aanleiding gezien voor wijziging van zijn standpunt.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft, voor zover van belang, geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest. Wat de inhoudelijk medische beoordeling betreft heeft de rechtbank geen aanleiding gezien om te oordelen dat het Uwv de lichamelijke en psychische belastbaarheid van appellant onjuist heeft ingeschat. Alle naar voren gebrachte klachten, te weten de klachten aan schouder, knieën en elleboog, de hartklachten en de psychische klachten, zijn op een deugdelijke en kenbare wijze betrokken bij de medische beoordeling. Dat geldt ook voor de bevindingen van de verzekeringsarts uit lichamelijk en psychisch oriënterend onderzoek. De door appellant in beroep ingebrachte medische gegevens van zijn orthopedisch chirurg en orthopeed maken dat niet anders. Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat met de klachten bij het vaststellen van de beperkingen van appellant voldoende rekening is gehouden. Het feit dat niet wordt meegegaan in de mate van klachten zoals appellant die ervaart, betekent niet dat die klachten niet serieus worden genomen. Het gaat hier om een objectieve vaststelling van beperkingen. Er is geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep aspecten van de gezondheidstoestand van appellant heeft gemist.

Het hoger beroep van appellant

3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellant heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat de rechtbank een deskundige had moeten benoemen. Het bestreden besluit is niet zorgvuldig voorbereid en genomen. Er is onvoldoende rekening gehouden met de beperkingen van appellant. De verzekeringsarts heeft de situatie niet goed ingeschat en heeft appellant niet serieus genomen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft appellant in hoger beroep verwezen naar een rapport van Van der Planken , van 22 maart 2022.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING