Centrale Raad van Beroep, 29-08-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1767, 23/823 WLZ
Centrale Raad van Beroep, 29-08-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1767, 23/823 WLZ
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 29 augustus 2024
- Datum publicatie
- 16 september 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:1767
- Zaaknummer
- 23/823 WLZ
Inhoudsindicatie
Terecht aangenomen dat geen sprake is van een noodzaak voor 24 uur per dag zorg in nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel, op de grond dat appellante in staat wordt geacht om op relevante momenten hulp in te roepen.
Uitspraak
23/823 WLZ
Datum uitspraak: 29 augustus 2024
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 21 februari 2023, 22/3150 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het CIZ
Deze uitspraak gaat over de vraag of appellante in aanmerking komt voor zorg op grond van de Wlz. De Raad is met de rechtbank en het CIZ eens dat geen sprake is van een noodzaak voor 24 uur per dag zorg in nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel, omdat zij in staat wordt geacht om op relevante momenten hulp in te roepen.
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. B. van Dijk hoger beroep ingesteld.
Het CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 18 juli 2024. Voor appellante is verschenen haar vader [naam vader], bijgestaan door mr. Van Dijk. De moeder van appellante, [naam moeder], heeft via een videoverbinding deelgenomen aan de zitting. Het CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. I.C.J.G. van Maris-Kindt.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellante, geboren in 2008, is bekend met klachten en beperkingen als gevolg van spina bifida aperta, neurologisch uitvalsniveau partieel sacraal, het slit ventricle syndrome en hydrocefalie, waarvoor zij een VP-shunt heeft. In verband hiermee heeft appellante een aanvraag gedaan voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
Het CIZ heeft bij besluit van 1 april 2022, gehandhaafd bij besluit van 13 september 2022 (bestreden besluit) deze aanvraag afgewezen. Daaraan is, onder verwijzing naar een medisch advies van 29 augustus 2022 ten grondslag gelegd dat geen sprake is van een blijvende behoefte aan permanent toezicht en/of 24 uur per dag zorg in de nabijheid ter voorkoming van ernstig nadeel. De medische informatie beschrijft niet waarom appellante niet zou kunnen signaleren en alarmeren als er problemen zijn met de drainfunctie. Appellante lijkt cognitief voldoende begaafd en communicatief vaardig om bij alarmsymptomen adequaat hulp te kunnen inroepen of dit te kunnen leren. Zij kan zelfstandig gebruik maken van de telefoon. Door de neurochirurg van appellante wordt ingeschat dat appellante in de toekomst met geplande zorgmomenten eventuele draindysfuncties tijdig kan signaleren. De zorg rondom het katheteriseren, darmspoelen en verdere persoonlijke verzorging is planbaar.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Daartoe heeft de rechtbank – samengevat – overwogen dat de medisch adviseur van het CIZ uitvoerig onderzoek heeft gedaan naar de zorgbehoefte van appellante en daarbij ook de brief van de neurochirurg van 1 april 2022 heeft betrokken. Daarin is weliswaar slechts de hoop uitgesproken dat uiteindelijk een lange periode aanbreekt zonder revisies, maar in de brief van 1 maart 2022 heeft de neurochirurg ook de verwachting uitgesproken dat op een bepaald moment een lange periode aanbreekt zonder revisies van de drain. De zienswijze van de neurochirurg wijkt daarmee niet af van de medische adviezen waarop het bestreden besluit is gebaseerd. Verder beschrijft de medische informatie geen redenen waarom appellante niet tijdig hulp kan inschakelen of dit niet zou kunnen leren. De neurochirurg schat bovendien in dat appellante met geplande zorgmomenten een eventuele draindysfunctie tijdig moet kunnen signaleren.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij tegen die uitspraak heeft aangevoerd wordt hieronder besproken.