Home

Centrale Raad van Beroep, 12-09-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1770, 22/3068 WLZ

Centrale Raad van Beroep, 12-09-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1770, 22/3068 WLZ

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
12 september 2024
Datum publicatie
17 september 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1770
Zaaknummer
22/3068 WLZ

Inhoudsindicatie

Verzekering Wlz. Appellante had haar woonplaats vanaf 1 november 2018 tot 1 september 2020 in Nederland en is ten onrechte als niet verzekerd aangemerkt voor de Wlz. Vergoeding kosten en griffierecht.

Uitspraak

22/3068 WLZ

Datum uitspraak: 12 september 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 3 augustus 2022, 21/1280 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

[Appellante] te Kroatië (appellante)

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

SAMENVATTING

Deze zaak gaat over de vraag of appellante in de periode van 1 november 2018 tot en met 19 januari 2021 verzekerd is voor de Wet langdurige zorg. De Raad oordeelt dat appellante van 1 november 2018 tot 1 september 2020 in Nederland heeft gewoond, waardoor zij in die periode verzekerd was.

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend. Appellante heeft nadere stukken ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juli 2024. Appellante is verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.E. Eind.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Appellante heeft de Nederlandse nationaliteit en heeft twee kinderen, [naam kind 1] (geboren [geboortedatum 1] 2010) en [naam kind 2] (geboren [geboortedatum 2] 2013). Zij is eind 2013 met de kinderen verhuisd naar Kroatië waar ze heeft gewerkt in haar eigen onderneming.

1.2.

In 2018 bleek dat [naam kind 2] ernstig ziek was. Begin september 2018 vertrok appellante met de kinderen en hun vader naar Nederland. De zorgverzekeraar heeft in december 2019 aan de Svb gevraagd te onderzoeken of appellante in Nederland verzekerd is voor de Wlz.1

1.3.

Sinds september 2020 staat appellante ingeschreven op een adres in [plaatsnaam 1], Kroatië. Het Kroatische orgaan heeft in een brief van 2 december 2020 aan de Svb verklaard dat als appellante na 31 oktober 2018 in Kroatië woonachtig was dat de Kroatische wetgeving dan van toepassing is. Verder heeft appellante volgens deze verklaring geen kinderbijslag in Kroatië ontvangen.

1.4.

Bij besluit van 11 juni 2020 heeft de Svb vastgesteld dat appellante vanaf 5 september 2018 niet verzekerd was voor de Wlz. Met de beslissing op bezwaar van 19 januari 2021 (bestreden besluit) heeft de Svb het besluit van 11 juni 2020 gehandhaafd en tevens bepaald dat appellante vanaf 20 september 2013 niet verzekerd is voor de Wlz. Volgens de Svb verbleef appellante tijdelijk in Nederland en heeft zij nooit de intentie gehad haar woonplaats in Kroatië verlaten.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Volgens de rechtbank heeft de Svb appellante terecht niet verzekerd geacht voor de Wlz vanaf 5 september 2018, omdat ze toen haar feitelijke verblijfplaats tijdelijk in Nederland had, maar haar woonplaats in Kroatië had behouden.

Het standpunt van appellante

3.1.

Appellante is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Appellante heeft aangevoerd dat zij vanaf 5 september 2018 in Nederland woonde. Zij is naar Nederland teruggekomen in verband met behandeling van de ziekte van haar jongste zoon en de hulp die ze daarbij in Nederland vanuit haar netwerk kon krijgen. Appellante heeft direct in Kroatië gemeld dat zij is geremigreerd en heeft zich daar afgemeld als verzekerde. Zij heeft haar huurwoning in Kroatië opgezegd en tijdens een spoedbezoek in oktober 2018 de laatste dingen daar geregeld. Haar eigen bedrijf in Kroatië heeft zij begin 2018 verkocht, maar zij bleef tot eind oktober 2018 loon ontvangen. Volgens appellante was het de intentie om zich als gezin weer in Nederland te vestigen. Of zij ooit terug zou gaan naar Kroatië was in september 2018 nog helemaal niet bekend en hing dat af van veel onvoorziene en nietbeïnvloedbare factoren, waaronder met name het ziekteproces van haar zoon. Appellante stelt tot de datum van uitschrijving uit Nederland, 18 november 2020, in ieder geval in Nederland te hebben gewoond.

Het standpunt van de Svb

3.2.

De Svb heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING

Bijlage: relevante regelgeving

Vo 883/2004

Vo 987/2009