Home

Centrale Raad van Beroep, 19-09-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1803, 23/2375 WAJONG

Centrale Raad van Beroep, 19-09-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1803, 23/2375 WAJONG

Gegevens

Instantie
Centrale Raad van Beroep
Datum uitspraak
19 september 2024
Datum publicatie
23 september 2024
Annotator
ECLI
ECLI:NL:CRVB:2024:1803
Zaaknummer
23/2375 WAJONG

Inhoudsindicatie

Aanvraag op 6 april 2021 om toekenning van een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht per 1 september 2020 in verband met voormelde wetswijziging. Het Uwv heeft betrokkene een Wajong-uitkering toegekend per 6 april 2021 (datum van de aanvraag). Eerder is niet mogelijk. Ook ambtshalve niet. Van strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel is geen sprake.

Uitspraak

23/2375 WAJONG, 23/2993 WAJONG

Datum uitspraak: 19 september 2024

Centrale Raad van Beroep

Meervoudige kamer

Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 4 juli 2023, 21/2612 (aangevallen uitspraak)

Partijen:

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

[betrokkene] te [woonplaats] (betrokkene)

PROCESVERLOOP

Het Uwv heeft hoger beroep ingesteld.

Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het Uwv op 21 september 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen.

Betrokkene heeft een verweerschrift ingediend en gereageerd op het nieuwe besluit.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 27 juni 2024. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.M. Breevoort en mr. P.C.P. Veldman. Betrokkene is verschenen, bijgestaan door haar ouders.

OVERWEGINGEN

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.

1.1.

Betrokkene, geboren op [geboortedatum] 2002, heeft met een door het Uwv op 23 januari 2020

ontvangen formulier ‘Aanvraag beoordeling arbeidsvermogen’ een aanvraag om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) ingediend. Bij besluit van 27 februari 2020 heeft het Uwv deze aanvraag afgewezen omdat betrokkene studeert.

1.2.

Met de Wet vereenvoudiging Wajong1 is op 1 september 2020 de uitsluitingsgrond voor

studerenden uit hoofdstuk 1a komen te vervallen, zodat studerenden vanaf die datum ook onder hoofdstuk 1a van de Wajong recht kunnen hebben op een Wajong-uitkering.

1.3.

Op 6 april 2021 heeft betrokkene opnieuw om een Wajong-uitkering verzocht. Daarbij is verzocht om toekenning met terugwerkende kracht per 1 september 2020 in verband met voormelde wetswijziging. Bij besluit van 12 april 2021 heeft het Uwv betrokkene een Wajong-uitkering toegekend per 6 april 2021 (datum van de aanvraag).

1.4.

Het tegen het besluit van 12 april 2021 gemaakte bezwaar heeft het Uwv bij besluit van 24 augustus 2021 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Het Uwv heeft zich op het standpunt gesteld dat op grond van de Wajong het recht op Wajong niet eerder kan ontstaan dan de dag waarop de aanvraag is ingediend en dat het Uwv daarvan niet mag afwijken.

Uitspraak van de rechtbank

2.1.

De rechtbank heeft – voor zover hier van belang – het beroep tegen het bestreden besluit

gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat de ingangsdatum van de Wajong-uitkering moet worden vastgesteld op 6 april 2021. Het Uwv had de door betrokkene in bezwaar aangevoerde omstandigheden moeten betrekken in het kader van de hardheidsclausule van artikel 1a:11, vierde lid, van de Wajong. Deze beoordeling is ten onrechte achterwege gebleven.

2.2.

Het Uwv moet alsnog in zijn beoordeling betrekken dat betrokkene in principe al tijdens de eerste aanvraag voor een Wajong-uitkering in aanmerking was gekomen als zij destijds geen student was geweest en het Uwv ook toen al ermee bekend was dat er een wetswijziging ophanden was. Daarmee onderscheidt betrokkene zich van anderen van wie de situatie niet bij het Uwv bekend was. Daargelaten of het Uwv tegengeworpen kan worden dat het niet in zijn algemeenheid informatie heeft gegeven over de komende wetswijziging, betekent dat dus niet dat het dit in dit specifieke geval van betrokkene mocht nalaten. Het Uwv zal in zijn beoordeling moeten betrekken in hoeverre betrokkene feitelijk nadeel heeft geleden, met name wat betreft haar inkomen in de periode van 1 september 2020 tot 6 april 2021. Daarnaast heeft de rechtbank betrokkene een schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn en het Uwv opgedragen het betaalde griffierecht aan betrokkene te vergoeden.

Het standpunt van het Uwv

3.1.

Het Uwv is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. De door de rechtbank benoemde omstandigheden zijn volgens het Uwv niet in lijn met wat de wetgever met artikel 1a:11, vierde lid, van de Wajong heeft beoogd. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat betrokkene niet eerder in de gelegenheid was een uitkering aan te vragen, al dan niet via haar gemachtigde.

3.2.

Over de wetswijziging per 1 september 2020 stelt het Uwv dat ten tijde van de eerste aanvraag van betrokkene nog geen duidelijkheid bestond over de ingangsdatum van deze wijziging. Pas na een motie van een aantal Eerste Kamerleden van 20 mei 2020 en het antwoord hierop van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Staatssecretaris) van 25 mei 20202werd meer duidelijk over de ingangsdatum van de wijzigingen in de Wajong. Het Uwv kon hierop dus niet anticiperen.

3.3.

Ook had het Uwv geen mogelijkheden om cliënten actief te kunnen informeren over de wijziging per 1 september 2020. In dit verband wijst het Uwv op een brief van de staatssecretaris van 30 oktober 2020.3 In die brief staat dat het Uwv de uitkering van personen van wie de Wajong-uitkering is beëindigd omdat ze zijn gaan studeren, niet kan heropenen omdat het Uwv met hen geen ‘doelbinding’ heeft en omdat hun persoonlijke situatie in de tussentijd kan zijn gewijzigd. Ook licht de staatssecretaris daarin toe dat het Uwv via algemene communicatie-uitingen en via scholingsnetwerken actief bekend heeft gemaakt dat studerenden vanaf 1 september 2020 in aanmerking kunnen komen voor een Wajonguitkering. Daarbij heeft het Uwv bijzondere aandacht gegeven aan het voortgezet speciaal onderwijs en het praktijkonderwijs. Het Uwv acht de situatie van betrokkene niet uniek en heeft in soortgelijke situaties hetzelfde gehandeld. Het Uwv concludeert dat geen aanleiding bestaat om de ingangsdatum te vervroegen.

3.4.

Ter uitvoering van de aangevallen uitspraak heeft het Uwv op 21 september 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen waarbij het bezwaar van betrokkene opnieuw ongegrond is verklaard.

Het standpunt van betrokkene

3.5.

Betrokkene heeft verzocht de aangevallen uitspraak te bevestigen. In reactie op het besluit van 21 september 2023 heeft betrokkene – samengevat – aangevoerd dat door het Uwv ten onrechte wordt vastgehouden aan de ingangsdatum van de Wajong-uitkering per 6 april 2021 en dat dit 1 september 2020 zou moeten zijn.

Het oordeel van de Raad

Conclusie en gevolgen

BESLISSING