Centrale Raad van Beroep, 03-09-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1846, 23/2518 PW
Centrale Raad van Beroep, 03-09-2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1846, 23/2518 PW
Gegevens
- Instantie
- Centrale Raad van Beroep
- Datum uitspraak
- 3 september 2024
- Datum publicatie
- 13 oktober 2024
- Annotator
- ECLI
- ECLI:NL:CRVB:2024:1846
- Zaaknummer
- 23/2518 PW
Inhoudsindicatie
Intrekking van bijstand. Niet wonen op uitkeringsadres. Onderzoeksbevoegdheid. Geen inbreuk op recht op privéleven. Appellanten hebben aangevoerd dat het college een ongerechtvaardigde inbreuk heeft gemaakt op hun recht op respect voor hun privéleven. Zij voelen zich in de val gelokt door de wijze waarop zij zijn uitgenodigd voor het gesprek op 13 oktober 2021. In de uitnodigingsbrief heeft het college namelijk niet vermeld dat appellanten werden opgeroepen in verband met een onderzoek naar hun woon- en leefsituatie, en ook niet dat het gesprek zou plaatsvinden met een sociaal rechercheur. Deze beroepsgrond slaagt niet. Niet valt in te zien hoe het college om de door appellanten genoemde reden een inbreuk heeft gemaakt op het recht op respect voor het privéleven van appellanten.
Uitspraak
23/2518 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 17 juli 2023, 22/1626 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] (appellant) en [appellante] (appellante), beiden te [woonplaats]
het college van burgemeester en wethouders van Venray (college)
Datum uitspraak: 3 september 2024
Het gaat in deze zaak om een intrekking van bijstand op de grond dat appellanten de inlichtingenverplichting hebben geschonden door niet te melden dat zij hun hoofdverblijf in de te beoordelen periode niet op het uitkeringsadres hadden. Volgens appellanten mocht het college geen onderzoek doen naar hun woon- en leefsituatie en heeft het college met het verrichte onderzoek een ongerechtvaardigde inbreuk gemaakt op hun recht op respect voor hun privéleven als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De Raad geeft appellanten geen gelijk.
PROCESVERLOOP
Namens appellanten heeft mr. K.E.J. Dohmen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 23 juli 2024. Voor appellanten is mr. Dohmen verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.E.M. van Santvoort.
OVERWEGINGEN
Inleiding
1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
Appellanten ontvingen vanaf 11 april 2018 bijstand op grond van de Participatiewet (PW) naar de norm voor gehuwden. Zij staan sinds 3 april 2000 in de Basisregistratie Personen (BRP) ingeschreven op een adres in [woonplaats] (uitkeringsadres).
De gemeente Venray heeft op 5 oktober 2020 van de politie een proces-verbaal van 1 oktober 2020 ontvangen. Dat zag op een doorzoeking van de woning van appellanten. Deze doorzoeking vond plaats op verzoek van de Duitse politie in het kader van een onderzoek naar handel in verdovende middelen. In het proces-verbaal staat dat appellanten niet in de woning op het uitkeringsadres werden aangetroffen, maar wel hun zoon en zijn gezin, dat de zoon verklaarde dat hij en zijn gezin daar sinds twee maanden verbleven, dat tijdens de doorzoeking geen enkel bewijs werd aangetroffen waaruit bleek dat appellanten in de woning verbleven en dat van appellanten geen persoonlijke bezittingen werden aangetroffen in de woning. Naar aanleiding hiervan heeft een sociaal rechercheur van de gemeente Venray een onderzoek ingesteld naar de woon- en leefsituatie van appellanten.
In dat kader heeft de sociaal rechercheur onder meer dossieronderzoek verricht, gegevens over het waterverbruik op het uitkeringsadres opgevraagd bij Waterleiding Maatschappij Limburg en waarnemingen verricht bij het uitkeringsadres in de periode van 11 oktober 2021 tot en met 13 oktober 2021.
In een brief van 7 oktober 2021 heeft een coach namens het college appellanten uitgenodigd voor een gesprek op het gemeentehuis op 13 oktober 2021. In de gespreksuitnodiging staat: “U heeft een uitkering op grond van de Participatiewet van de gemeente Venray. In verband met een (regulier) onderzoek naar de rechtmatigheid hiervan wordt u uitgenodigd voor een gesprek” en ook dat zij een geldig legitimatiebewijs en bankgegevens over een bepaalde periode moeten meenemen naar het gesprek. De sociaal rechercheur heeft op 13 oktober 2021 met appellante gesproken.
Aansluitend aan dit gesprek heeft de sociaal rechercheur een huisbezoek afgelegd in de woning op het uitkeringsadres.
De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapportage Bijzonder onderzoek van 20 oktober 2021.
De onderzoeksresultaten zijn voor het college aanleiding geweest om met een besluit van 25 oktober 2021, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 13 juni 2022 (bestreden besluit), de bijstand van appellanten met ingang van 13 oktober 2021 in te trekken. Het college heeft aan de besluitvorming ten grondslag gelegd dat appellanten hun hoofdverblijf niet hadden op het uitkeringsadres en de inlichtingenverplichting hebben geschonden door dat niet te melden.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellanten
3. Appellanten zijn het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat zij daartegen hebben aangevoerd wordt hierna besproken.